10 van de beste nonsensgedichten in de Engelse literatuur
Zijn dit de beste voorbeelden van nonsensgedichten in het Engels? Geselecteerd door Dr Oliver Tearle
Nonsense literatuur is een van de grote subsets van de Engelse literatuur, en voor velen van ons is een stuk onzin vers onze eerste ingang in de wereld van de poëzie. In deze post hebben we tien van de grootste werken van onzin poëzie geselecteerd. We hebben een aantal namen uit deze lijst weggelaten, waaronder Dr Seuss (omdat zijn beste nonsensverzen, hoewel briljant, langer zijn dan de korte gedichtenvorm, en vaak boek-lengte verhalen bevatten), Hilaire Belloc (wiens beste werk het best begrepen kan worden als deel van de ‘waarschuwende vers’ traditie, die niet zo onzinnig is als bonafide nonsensverzen), en Ogden Nash, wiens werk minder in de nonsens vers traditie lijkt te staan dan meer rechttoe rechtaan komische verzen.
Enkele van deze suggesties komen met dank aan Quentin Blake’s The Puffin Book of Nonsense Verse (Puffin Poetry), dat we zouden aanraden aan fans van nonsensverzen die op zoek zijn naar een bloemlezing van prachtige nonsens.
1. Anoniem, ‘Hey Diddle Diddle’.
Hey, diddle, diddle,
De kat en de fiddle,
De koe sprong over de maan;
Het hondje lachte
om zo’n sport te zien,
En de schotel rende weg met de lepel.
We zijn geneigd nonsensvers te associëren met die grote negentiende-eeuwse beoefenaars, Edward Lear en Lewis Carroll, waarbij we vergeten dat veel van de beste kinderrijmpjes ook klassieke voorbeelden van nonsensliteratuur zijn. Hey Diddle Diddle’, met zijn atletische runderen en wegglijdend bestek en serviesgoed, kan zeker als nonsens worden gekwalificeerd.
‘Hey Diddle Diddle’ is misschien het rijmpje waarnaar wordt verwezen in het toneelstuk A lamentable tragedy mixed ful of pleasant mirth van Thomas Preston uit 1569, dat het leven beschrijft van Cambises Koning van Percia: ‘They be at hand Sir with stick and fiddle; / They can play a new dance called hey-didle-didle’. Als dat zo is, is dit gedicht veel ouder dan Victoriaanse nonsensrijmen!
Wat betekent dit intrigerende kinderrijmpje, als het al iets betekent? Wat is de oorsprong? We verkennen de geschiedenis van dit klassieke nonsensrijmpje voor kinderen in de link naar het kinderrijmpje hierboven.
2. Anoniem, ‘Ik zag een pauw’.
Ik zag een Pauw, met een vurige staart,
Ik zag een laaiende Komeet, hagel laten vallen,
Ik zag een Wolk, met klimop omcirkeld,
Ik zag een stevige Eik, kruipend over de grond,
Ik zag een Pismier, een Walvis verzwelgend,
Ik zag een woeste Zee, boordevol Ale …
Opgenomen in de bloemlezing van Quentin Blake, stamt dit gedicht uit de zeventiende eeuw: ‘I Saw a Peacock, with a fiery tail, / I saw a Blazing Comet, drop down hail, / I saw a Cloud, with Ivy circled round, / I saw a sturdy Oak, creep on the ground …’
Dit staat soms bekend als een ’trick’ gedicht: kijk hoe de tweede bijzin van elke regel zowel het volgende als het vorige voorwerp beschrijft, zodat bijvoorbeeld ‘met een vurige staart’ terug kan verwijzen naar de pauw maar ook vooruit naar de ‘Blazing Comet’. We gaan dieper in op het gedicht en zijn geschiedenis in de link hierboven.
3. Samuel Foote, ‘The Great Panjandrum Himself’.
Zo ging ze de tuin in
om een koolblad te snijden
om een appeltaart te maken;
en op hetzelfde moment
stak een grote beer, die de straat afkwam,
zijn kop in de winkel.
Wat! geen zeep?
Zo stierf hij …
Zo begint dit stukje ‘nonsensvers’. Hoewel Lewis Carroll en Edward Lear de namen zijn die onmiddellijk in gedachten komen, moeten verschillende achttiende-eeuwse schrijvers een vermelding krijgen in de geschiedenis van het nonsensschrijven. Een daarvan is Henry Carey, die onder andere de uitdrukking ‘namby-pamby’ bedacht in zijn afkeuring van de infantiele verzen van zijn tijdgenoot Ambrose Philips; een andere is de toneelschrijver Samuel Foote, bekend als de ‘Engelse Aristophanes’, die een van zijn benen verloor bij een ongeluk, maar dat goed opvatte en er vaak grappen over maakte.
Het was Samuel Foote die ons ‘The Great Panjandrum’ gaf, een stuk geschrift waarvan de invloed zich aantoonbaar uitstrekt tot Carroll en Lear in de negentiende eeuw, en Spike Milligan in de twintigste. In de achttiende eeuw schreef Foote dit stuk nonsens – later omgevormd tot een vers door de toevoeging van regelafbrekingen – als uitdaging aan acteur Charles Macklin, die er prat op ging dat hij elke toespraak uit het hoofd kon leren en reciteren, na hem slechts één keer gehoord te hebben.
Klik op de link hierboven om zowel de proza- als de versversie te lezen, en meer te weten te komen over de oorsprong van dit stukje nonsens.
4. Lewis Carroll, ‘De Walrus en de Timmerman’.
De walrus en de timmerman
Wandelden vlakbij;
Ze weenden als alles om te zien
Zulke hoeveelheden zand:
‘Als dit maar werd opgeruimd,’
Zeiden ze, ‘het zou groots zijn!
‘Als zeven dienstmeisjes met zeven dweilen
het een half jaar zouden vegen,
denk je,’ zei de walrus,
‘dat ze het weg konden krijgen?
‘Ik betwijfel het,’ zei de timmerman,
en pinkte een bittere traan weg …
Van alle gedichten van Lewis Carroll heeft ‘De walrus en de timmerman’ misschien wel de meeste commentaren en speculaties opgeleverd over de uiteindelijke ‘betekenis’ ervan. Sommige commentatoren hebben de roofzuchtige walrus en de timmerman geïnterpreteerd als representanten van respectievelijk Boeddha (omdat de walrus groot is) en Jezus (omdat de timmerman het beroep is waarin Jezus opgroeide). Het is onwaarschijnlijk dat dit Carroll’s bedoeling was, niet in het minst omdat de timmerman gemakkelijk een vlinder of een baronet had kunnen zijn: hij gaf zijn illustrator, John Tenniel, de keuze, dus het was Tenniel die ’timmerman’ koos.
In het gedicht vinden de twee titelfiguren, terwijl ze langs een strand wandelen, een bed oesters en gaan ze de boel opeten. Maar we bevinden ons hier duidelijk in een nonsens-wereld, een fantasiewereld: de zon en de maan zijn deze nacht allebei op. De oesters kunnen lopen en dragen zelfs schoenen, ook al hebben ze geen voeten. Nee, ze hebben geen voeten, maar ze hebben wel ‘hoofden’, en ze worden beschreven als liggend in hun bed – waarbij ‘bed’ hier verder gaat dan de betekenis van ‘zeebodem’ en in plaats daarvan het absurd komische idee oproept van de oesters die slapend in bed liggen.
5. Lewis Carroll, ‘Jabberwocky’.
‘Twas brillig, and the slithy toves
Do gyre and gimble in the wabe:
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.
‘Pas op voor de Jabberwock, mijn zoon!
De kaken die bijten, de klauwen die vangen!
Wacht voor de Jubjubvogel, en schuw
de frivole Bandersnatch!’ …
Een ander klassiek gedicht van Lewis Carroll, ‘Jabberwocky’ is misschien wel het beroemdste stukje nonsensvers in de Engelse taal. En de Engelse taal wordt hier tot een aantal opmerkelijke dingen aangezet, dankzij Carroll’s memorabele munten: het was dit gedicht dat de wereld de nuttige woorden ‘chortle’ en ‘galumph’ gaf, beide voorbeelden van ‘blending’ of ‘portmanteau words’.
Zoals we in de samenvatting van het gedicht in de bovenstaande link uitleggen, is ‘Jabberwocky’ dan wel een onzinvers, maar het vertelt ook een van de oudste en meest ingeburgerde verhalen in de literatuur: het ‘overwinnen van het monster’ verhaal en de ‘reis en terugkeer’ plot. We voegen ook een handige woordenlijst toe van de nonsenswoorden die Carroll gebruikte in – en verzon voor – het gedicht.
6. Edward Lear, ‘The Owl and the Pussycat’.
De Uil en de Poes-kat gingen naar zee
In een mooie erwtengroene boot,
Ze namen wat honing mee, en veel geld,
Verpakt in een briefje van vijf pond …
Dit is waarschijnlijk Edward Lear’s beroemdste gedicht, en een mooi voorbeeld van Victoriaanse nonsensverzen. Het werd gepubliceerd in Lears verzameling Nonsense Songs, Stories, Botany, and Alphabets uit 1871, en verhaalt over de liefde tussen de uil en de poes en hun daaropvolgend huwelijk, waarbij de kalkoen het huwelijk leidt.
Edward Lear schreef ‘The Owl and the Pussycat’ voor de dochter van een vriend, Janet Symonds (dochter van de dichter John Addington Symonds), die in 1865 werd geboren en drie jaar oud was toen Lear het gedicht schreef.
7. Edward Lear, ‘The Dong with the Luminous Nose’ (De dong met de lichtgevende neus).
Lange jaren geleden
was de Dong gelukkig en vrolijk,
Tot hij verliefd werd op een Jumbly Girl
Die op een dag naar deze kusten kwam.
Want de Jumblies kwamen in een zeef, dat deden ze, –
Landden ’s avonds bij de Zemmery Fidd
Waar de Oblong Oysters groeien,
En de rotsen zijn glad en grijs …
Een van de dingen die Lear’s nonsensgedichten onderscheidt van die van Lewis Carroll is de aangrijpende melancholie die in sommige van zijn beste gedichten voorkomt. Dit nonsensgedicht is ook een verhaal over een verloren liefde, over de Dong, een wezen met een lange gloeiende neus (gemaakt van boomschors en een lamp), dat verliefd wordt op het meisje Jumbly, maar door haar in de steek wordt gelaten.
8. A. E. Housman, ‘De Krokodil’.
Hoewel sommigen om mijn afkeer glimlachen,
Ik kan de krokodil niet liefhebben.
Hun gedrag lijkt mij niet
In overeenstemming met oprechtheid…
Wat, A. E. Housman, de dichter die het bekendst is van A Shropshire Lad (1896), die gedichten schreef over de dood en hopeloze liefde? Dat A. E. Housman onzin versjes schreef? In feite was Housman een volleerd schrijver van lichte versjes voor kinderen, en ‘The Crocodile’, met als ondertitel ‘Public Decency’, is waarschijnlijk zijn beste stuk nonsensvers, met een wrede en macabere wending.
9. Meryn Peake, ‘The Trouble with Geraniums’.
Hoewel hij bekender is voor het schrijven van fictie – met name de Gothic fantasy trilogie Gormenghast – was Mervyn Peake ook een schrijver van nonsensverzen. De link hierboven brengt u naar verschillende van Peake’s nonsens gedichten, maar hier hebben we gekozen voor ‘The Trouble with Geraniums’ – dat niet helemaal over geraniums gaat, maar eerder ‘het probleem met’ allerlei dingen, van toast tot diamanten tot de kijkglas van de dichter…
10. Spike Milligan, ‘On the Ning Nang Nong’.
Toen hij geen miljoenen vermaakte als lid van de comedy troupe the Goons, was Spike Milligan een getalenteerd auteur van nonsensversjes, met dit gedicht, voor het eerst gepubliceerd in zijn bundel Silly Verse for Kids uit 1959, misschien wel zijn meest gevierde voorbeeld van de vorm. In 2007 meldde OFSTED zelfs dat het een van de tien meest onderwezen gedichten was op basisscholen in het Verenigd Koninkrijk!
Voor een goede bloemlezing van nonsenspoëzie raden wij The Everyman Book of Nonsense Verse aan.
De auteur van dit artikel, Dr Oliver Tearle, is literatuurcriticus en docent Engels aan de Loughborough University. Hij is de auteur van, onder andere, The Secret Library: A Book-Lovers’ Journey Through Curiosities of History en The Great War, The Waste Land and the Modernist Long Poem.