Arminius
De Cheruskische edelman Arminius (ca. 18 v. Chr. – 19 n. Chr.) leidde het verzet tegen de Romeinse verovering van Germanië gedurende de jaren 9-16 n. Chr. Waarschijnlijk opgevoed als kind-gijzelaar in Rome, kreeg Arminius het commando over een Duits hulpcohort in het Romeinse leger. Geplaatst aan de Rijn, diende Arminius onder het bevel van gouverneur Publius Q. Varus. Varus’ opdracht was de verovering van Germanië te voltooien, maar zijn onbehouwen methoden en eisen van belasting brachten de stammen in opstand. Arminius zag dat zijn landgenoten door de Romeinen onderdrukt werden en werd de leider van de opstandelingen. In 9 n. Chr. lokte Arminius Varus in een hinderlaag in het Teutoburgerwoud. Varus viel op zijn zwaard terwijl zijn legioenen rondom hem werden gedecimeerd. Het was een van Rome’s ergste nederlagen en bracht keizer Augustus (r. 27 v. Chr. – 14 n. Chr.) ertoe af te zien van de verovering van Germanië.
Desondanks bleef de Romeinse held Germanicus campagnes van vergelding leiden. Arminius leed nederlagen maar won de oorlog toen Germanicus door de nieuwe Romeinse keizer Tiberius (r. 14-37 CE) naar Rome werd teruggeroepen. Na Germanië met succes te hebben bevrijd en verdedigd tegen de Romeinen, nam Arminius het vervolgens op tegen Maroboduus, de machtige koning van de Marcomannen. Door Maroboduus te verslaan was Arminius de machtigste leider in Germanië geworden. Arminius streefde ernaar koning te worden, maar veel stammen namen hem zijn gezag kwalijk. Verraden door zijn verwanten, werd Arminius in 19 CE vermoord.
Advertentie
Arminius in dienst van Rome
Geboren rond 18 v. Chr. was Arminius de oudste zoon van het Cheruski-opperhoofd Segimer. Om vrede met Rome te sluiten, zou Segimer zowel Arminius als zijn jongere broer Flavus als gijzelaars aan Rome hebben uitgeleverd. Opgevoed als edele Romeinen leerden de broers Latijn en kregen zij ervaring in de Romeinse oorlogsvoering. Waarschijnlijk vochten beide broers aan de zijde van de legioenen onder Tiberius Claudius Nero, stiefzoon van keizer Augustus, bij het neerslaan van de grote Pannonische en Illyrische opstanden van 7-9 n.C.
Omstreeks 8 n.C. werd Arminius overgeplaatst naar de Rijn om te dienen onder gouverneur Publius Quinctilius Varus. Varus’ missie was om Germania Magna (Groot Duitsland), de stamgebieden ten oosten van de Rijn, om te vormen tot een volwaardige Romeinse provincie. De stammen waren tijdens de veldtochten van Tiberius in 4-5 n. Chr. grotendeels tot rust gebracht. Tiberius had door onderhandelingen en diplomatie meer bereikt dan in twee decennia van oorlogvoering. Varus eiste echter tol en behandelde de inheemsen als slaven. Spoedig sudderden de stammen van opstand.
Advertentie
Varus vertrouwde en mocht zijn charismatische hulpcommandant graag, Arminius, die ook een nuttige verbindingsman was met de adellijke stammen. In de zomer van 9 n. Chr. marcheerde Varus met zijn leger van drie legioenen en ondersteunende hulptroepen van Vetera (Xanten) aan de Rijn naar centraal Germanië. Varus’ leger volgde de route langs de Lippe en van daaruit noordwaarts naar de westelijke gebieden van het Wesergebergte. Hij bouwde een kamp aan de bovenloop van de Weser, midden in het Cheruskische gebied. Varus inde de tol en voerde de Romeinse rechtspraak uit, en de stamleden kwamen handel drijven in het grote Romeinse kamp. Voor Arminius betekende het echter een kans om zich te herenigen met zijn familie, en al snel zaten Arminius en Segimer samen aan Varus’ tafel en verzekerden hem dat alles goed was.
Teken in voor onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
Arminius keert zich tegen Rome
Arminius en Segimer’s goede wil was slechts een farce, bedoeld om Varus te misleiden tot het tijd was om het Romeinse juk af te werpen. Hoewel de Cherusken een federale status hadden gekregen binnen het Romeinse Rijk, was het voor Arminius duidelijk dat zijn volk niet als gelijken werd behandeld. Zoals hij het zag, nam Rome de jongeren van Germanië mee om in de legers van Rome te vechten en werd het volk beroofd van de weinige rijkdom die het bezat. De Romeinen verwoestten zelfs het land zelf en kapten het hout van oude en heilige bossen. Arminius ontmoette de stamhoofden in een geheime open plek om de ondergang van de Romeinen te beramen.
Arminius wist dat de legioenen niet gemakkelijk ten onder zouden gaan. Het enorme Romeinse kamp deed de dorpen in de omgeving in de schaduw staan, en de versterkingen maakten de legionairs bijna onoverwinnelijk. De legionairs hadden betere wapenuitrusting, wapens en discipline dan de Germaanse strijders, waarvan het overgrote deel boeren waren. De edelen hadden wel bendes van goed bewapende lijfwachten, maar deze waren betrekkelijk gering in aantal. Om de legioenen te verslaan, verenigde Arminius de stammen. Hij zou Varus en zijn legioenen naar het Teutoburgerwoud lokken. Daar was het moeilijke terrein gunstig voor Arminius’ lichter bewapende, snelle en behendige Germaanse krijgers.
Niet alle Germaanse stamhoofden waren bereid de privileges die zij van Rome ontvingen op te geven. Arminius’ oom Inguiomerus koos ervoor neutraal te blijven, terwijl de herculeense Segestes de samenzwering zelfs aan Varus onthulde. Varus vond de waarschuwing van Segestes echter niet meer dan laster. Varus wist heel goed dat Segestes Arminius niet mocht omdat Arminius een oogje had op Thusnelda, Segestes’ dochter, die al met iemand anders verloofd was.
Advertentie
Bij het naderen van de herfst maakte het Romeinse leger zich op om terug te marcheren naar hun winterkwartier aan de Rijn. Op dat moment kwam het nieuws van een stammen opstand in het noordwesten. Arminius stelde voor dat Varus, in plaats van de gebruikelijke route naar de Rijn via de Lippe te nemen, een andere route ten noorden van de Wezerheuvels zou nemen. Zo kon hij de opstand onderweg verpletteren. Varus hapte toe en marcheerde met zijn drie legioenen, hulptroepen en ondersteunende staf het Teutoburgerwoud in.
De slag bij het Teutoburgerwoud
Arminius reed weg van de ploeterende Romeinse colonne nadat hij Varus had verteld dat hij op weg was om meer versterkingen te verzamelen. Er kwamen versterkingen, niet alleen van de Cherusken, maar ook van de Marsi, de Bructeri, en van andere stammen. Zij kwamen echter niet om de Romeinen te helpen, maar om hen te vernietigen. Segestes bleef echter trouw aan Rome. Hij probeerde zelfs Arminius een tijd gevangen te houden, maar werd gedwongen hem vrij te laten. Segestes had weinig keus en schaarde zich achter de rebellen.
Het weer keerde zich ook tegen de Romeinen die op de tweede dag in een onweersbui terecht kwamen. Modder en plassen, overlopende beekjes, en gevallen takken vertraagden wiel, hoef en voet. Toen begonnen de schermutselingen. De barbaren overlaadden de Romeinen met speren en slingerende stenen; zij vielen zowel soldaten, burgers als lastdieren aan. Doorgewinterde centurions probeerden de orde te herstellen en een tegenaanval in te zetten, maar het terrein gooide de Romeinse formaties door elkaar en hun zware bepantsering maakte de legionairs te traag. Arminius zat er waarschijnlijk middenin, leidde persoonlijk de meest kritieke aanvallen, en nam ook de tijd om de inzet van de verschillende stammen langs de Romeinse route te coördineren.
Steun onze non-profit organisatie
Met uw hulp creëren wij gratis inhoud die miljoenen mensen helpt geschiedenis te leren over de hele wereld.
Word Lid
Advertentie
De vermoeide Romeinen konden zich verschansen voor een nacht van broodnodige rust. Varus was zich ervan bewust dat Arminius hem had verraden en dat hem een grote opstand te wachten stond. Maar de weg die voor hem lag leek veel korter dan een terugtocht naar de Lippe. De volgende dag ging Varus verder en liet het grootste deel van zijn zware en overtollige uitrusting achter om de last te verlichten. Soms verbeterde het weer, soms maakten de bossen plaats voor velden met lang gras, maar de aanvallen gingen door.
In ieder geval konden de legioenen geschikte grond vinden voor hun marskamp. Aan het einde van de derde dag had het leger van Varus de rand van de Kalkrieser Berg bereikt, een deel van het noordelijke uiteinde van het Wesergebergte, dat in het Grote Moor uitsteekt. Achter hen, langs de 12-20 mijl (18-30 km) doorgang van de Romeinse colonne, lagen duizenden van hun doden. Gedurende de nacht bestormden de barbaren het Romeinse kamp en scheurden de borstwering aan stukken. Varus viel op zijn zwaard voordat de laatste legioenenlinie die hem beschermde, werd overweldigd.
Advertisement
Waarschijnlijk als gevolg van voortijdige plunderingen door de stamleden, wist een aanzienlijk Romeins contingent zich een weg naar buiten te vechten. Aanvankelijk leken de overlevenden elke achtervolger te kunnen ontlopen, maar toen werd het pad smaller met aan de ene kant het moeras en aan de andere kant een aarden wal. Een muur van palen en ineengestrengelde takken bedekte de wal en daarachter wachtten nog meer barbaren. De Romeinen probeerden wanhopig door te breken, maar werden afgeslagen. Ze vluchtten het moeras in en werden op een handjevol na allemaal opgejaagd.
De keizer ziet af van de verovering van Germanië
Arminius sprak zijn zegevierende mannen toe en dreef de spot met de Romeinen. De stamleden namen vreselijke wraak op de gevangengenomen Romeinen, martelden en offerden hun slachtoffers terwijl de rest slavernij wachtte. Ter illustratie van zijn eigen macht zond Arminius het hoofd van Varus naar Maroboduus, de machtige koning van de Marcomanni die in het gebied van het huidige Tsjechië woonde.
Arminius richtte zich vervolgens op het Romeinse fort Aliso aan de Lippe, waar hij de hoofden van gesneuvelde legionairs aan de verdedigers toonde. De kampcommandant antwoordde met een volley van pijlen, en hoewel Arminius het kamp aanviel, kon hij het niet innemen. Tijdens een stormachtige nacht slaagden de Romeinen erin uit te breken, maar lieten de begeleidende burgers aan de vijand over.
Het nieuws van de vernietiging van drie legioenen bereikte keizer Augustus samen met het hoofd van Varus, met dank aan Maroboduus. Een woedende Augustus riep: “Quinctilius Varus, geef me mijn legioenen terug” (Suetonius, De Twaalf Caesars, II. 23). In het licht van de ramp in de Teutoburg, de Clades Variana, zag Augustus af van de verovering van Germanië. Tiberius voerde in 10 en 11 n.C. kleine offensieven uit in Germanië en keerde daarna naar Rome terug. Omdat de gezondheidstoestand van de bejaarde Augustus te wensen overliet, moest Tiberius zijn eigen opvolging veilig stellen en liet daarom zijn neef Germanicus Julius Caesar achter om het bevel te voeren over de twee legers die de Rijngrens bewaakten.
Arminius vs. Germanicus
Germanicus was slechts een paar jaar jonger dan Arminius en in veel opzichten zijn Romeinse tegenhanger. In de nasleep van Augustus’ dood en Tiberius’ opvolging kwamen de legioenen van Germania Inferior (de beneden-Rijn) in opstand. Germanicus sloeg de opstand neer en moest de legioenen betalen om zich terug te trekken. Hij kanaliseerde de frustratie van de legionairs tegen de Germaanse stammen, om de Clades Variana te wreken. Germanicus begon in 14 CE met het uitmoorden van Marsi dorpen en weerde vervolgens een gevaarlijke tegenaanval van de stammen af.
Arminius werd ondertussen geconfronteerd met een oorlogszuchtige Segestes, die zich opnieuw uitsprak voor Rome. Begin 15 n.C. belegerde Arminius Segestes’ bolwerk, maar werd gedwongen zich terug te trekken toen Romeinse legioenen Segestes te hulp schoten. Segestes en zijn familie werden in veiligheid gebracht in de Romeinse forten aan de Rijn. Onder hen was Thusnelda, die tegen de wil van haar vader met Arminius was getrouwd en zijn kind droeg. Tacitus beschrijft de reactie van Arminius op het verlies van zijn zwangere vrouw:
Arminius, die van nature een woedend temperament had, werd tot razernij gedreven door de inbeslagneming van zijn vrouw en het vooruitzicht op slavernij van het ongeboren kind van zijn vrouw. “Nobele vader”, zei hij, “machtige generaal, dapper leger dat met zoveel kracht een zwakke vrouw heeft weggevoerd. Voor mij zijn drie legioenen, drie commandanten gevallen. Laat Segestes op de veroverde oever vertoeven … er is één ding dat de Duitsers nooit grondig zullen verontschuldigen, dat ze tussen de Elbe en de Rijn de Romeinse roeden, bijlen en toga hebben gezien. Als u uw vaderland, uw voorouders, uw oude leven verkiest boven tirannen en nieuwe koloniën, volg dan als uw leider Arminius naar de glorie…” (Tacitus, Annalen, I.59)
Arminius’ emotionele oproepen brachten de stammen nog dichter bij elkaar en brachten hen in beroering. Zijn machtige oom Inguiomerus sloot zich uiteindelijk aan bij de oorlog tegen Rome.
Germanicus’ volgende offensief was een grootscheepse aanval op de Bructeri, waarbij vier legioenen, 40 extra cohorten en twee mobiele colonnes betrokken waren. Het land werd verwoest, een van de adelaarsstandaarden van het legioen, verloren gegaan in de Teutoburg, werd teruggevonden, en de plaats van de Varus ramp werd gevonden. Het begraven van alle beenderen van hun gevallen landgenoten bleek zelfs voor de legioenen een te grote opgave.
Op zoek naar wraak rukte Germanicus oostwaarts op naar de Cherusken. In de minderheid, trok Arminius zich terug in de wildernis. Arminius lokte de Romeinse cavalerie in een dodelijke hinderlaag in een moeras, maar de legioenen kwamen op het nippertje te hulp. Door gebrek aan voorraden brak Germanicus de veldtocht af en keerde met vier legioenen terug naar zijn vloot aan de Eems. De andere helft van het leger, onder bevel van Aulus Caecina Severus, keerde terug via de oude Romeinse route over land, bekend als de ‘Lange Bruggen’, 18 jaar geleden voor het eerst uitgezet door Lucius D. Ahenobarbus.
De ‘Lange Bruggen’ leidden door moerassig gebied, perfect voor hinderlagen, die Arminius snel wist uit te buiten. Arminius viel Caecina’s colonne aan terwijl deze een brug aan het repareren was. In een schrijnende strijd kon Caecina zijn leger ternauwernood in een verdedigende positie brengen. De volgende morgen leidde Arminius persoonlijk de aanval. Hij kwam dicht bij een totale nederlaag voor Caecina toen de stamleden begonnen te plunderen. Caecina kon zich een weg naar buiten vechten en droge grond vinden om zich te verschansen voor de nacht. Arminius wilde wijselijk wachten tot Caecina’s leger weer op de been en kwetsbaar was. Inguiomerus dacht echter dat de Romeinen een verslagen vijand waren en zette de overijverige stamhoofden en krijgers aan tot een nachtelijke aanval. In de veronderstelling dat de strijd gewonnen was, werden de stamleden overweldigd en uiteengedreven toen de Romeinen op het juiste moment stoutmoedig ten strijde trokken. Door de defensieve overwinning kon Caecina veilig de Rijn bereiken.
In 16 CE besloot Germanicus zijn bevoorradingsproblemen te verlichten door zijn hele leger in te schepen op een gigantische vloot van 1.000 schepen. Arminius probeerde het initiatief te behouden door een Romeins fort aan de Lippe aan te vallen, waardoor Germanicus gedwongen werd zijn zomeroffensief uit te stellen en met zes legioenen te hulp te komen. Arminius werd verdreven en Germanicus keerde terug naar de Rijn waar hij zijn leger versterkte met Bataafse cavalerie van het Rijneiland, geleid door hun chef Chariovalda. De Romeinse vloot voer naar zee, oostelijk langs de kust van de Mare Germanicum (Noordzee) en de rivier de Eems op. Van boord gegaan, leidde Germanicus zijn leger door het land, verder oostwaarts, naar de Weser en Cherusci gebied.
Standhoudend op de oostelijke oever van de Weser, kwam Arminius tegenover zijn broer Flavus te staan, die met het leger van Germanicus aan de overkant van de rivier was. Een litteken en een lege oogkas ontsierden Flavus’ gezicht. Arminius riep over het water en beschimpte Flavus met de vraag wat Rome hem voor zijn verminking had gegeven. Flavus sprak trots over de strijd, over beloningen, en over de gerechtigheid en de barmhartigheid van Rome. Arminius antwoordde met woorden over voorouderlijke vrijheden, de goden van het noorden, en hun moeder die bad voor Flavus om terug te keren aan hun zijde. Elke broer was doof voor de ander. Een woedende Flavus moest er fysiek van weerhouden worden zijn paard in het water te gooien om met zijn broer te vechten.
Arminius had te weinig troepen om Germanicus’ rivieroversteek serieus uit te dagen, maar zijn Cherusken lokten de Bataven in een hinderlaag en doodden hun chef, Chariovalda. Arminius, die zich voor Germanicus’ colonne terugtrok, verzamelde zijn leger in het heilige woud van Hercules (de Romeinse naam voor de Duitse Donner en de Scandinavische Thor). Met Inguiomerus aan zijn zijde, sprak Arminius tot zijn verzamelde strijders: “Rest ons niets anders dan onze vrijheid te behouden of te sterven voordat we tot slaaf worden gemaakt?” (Tacitus, Annalen, II. 15)
Vanonder het grote woud kwamen de stammenkrijgers tevoorschijn. Voor hen liep het terrein af naar de vlakte van Idistaviso, omzoomd door een bocht in de rivier de Weser. Daar trok het Romeinse leger zich op, cohort na cohort van hulptroepen en van acht legioenen. Germanicus zelf reed op met twee cohorten Praetoriaanse Garde. De twee legers botsten op de vlakte in een hevige strijd. Arminius baande zich een weg door de Romeinse boogschutters, maar werd van alle kanten belaagd door hulptroepen. Arminius’ gezicht was besmeurd met bloed toen zijn paard doorbrak en hem in veiligheid bracht. De slag eindigde in een klinkende Romeinse overwinning. Er vielen veel slachtoffers onder de barbaren, verspreid over de vlakte en in de bossen daarachter.
Arminius had een nederlaag geleden, maar was nog lang niet klaar. Er kwamen nog steeds stammen aan, die zijn verliezen meer dan goed maakten. Hij zou nog een keer standhouden in wat de slag om de Angrivarii barrière was; een enorme borstwering die de grens tussen de Angrivarii en de Cherusci markeerde tussen de rivier de Weser en een bos. De Duitsers verdedigden de barrière fel en lokten de Romeinen in een verwarrende bosstrijd. Romeinse belegeringsmachines braken uiteindelijk door de barrière. In het bos duwden Romeinse schildmuren de stamleden tegen een moeras in hun achterhoede. Arminius, nog steeds gehinderd door zijn wond, was minder actief. Inguiomerus leidde de aanval maar kon een nieuwe Romeinse overwinning niet voorkomen.
Arminius had weer een veldslag verloren maar niet de oorlog. De Romeinse verliezen waren groot, de legionairs en hulptroepen waren uitgeput en hun voorraden waren naar alle waarschijnlijkheid bijna op. Op de terugreis over zee sloeg een storm toe, die zowel de schepen als de troepen verwoestte. Desondanks kon Germanicus genoeg troepen verzamelen om een terreurcampagne tegen de Chatti en Marsi te voeren.
Tegen Germanicus’ protesten in, besloot keizer Tiberius een einde te maken aan de vruchteloze en kostbare veldtochten. De oorlog zou in 17 n.C. niet worden hervat. Germanicus werd met een overvloedige Romeinse triomftocht geëerd. Onder de tentoongestelde gevangenen waren Arminius’ vrouw Thusnelda en hun peuterzoon, Thumelicus.
Arminius streeft ernaar koning te worden
Arminius had nu de heerschappij over een groot deel van Germanië, zijn enige rivaal was Maroboduus, koning van de Marcomanni. Volgens Tacitus “maakte de titel van koning Maroboduus gehaat onder zijn landgenoten, terwijl Arminius met gunst werd beschouwd als de kampioen van de vrijheid” (Tacitus, Annalen, II. 88). Het gevolg was dat de Langobardi en Semnones van Maroboduus naar Arminius overstapten. Inguiomerus echter sloot zich aan bij Maroboduus.
Zowel Arminius als Maroboduus verzamelden hun legers om elkaar in de strijd te ontmoeten. In een toespraak voor de strijd pochte Arminius over zijn overwinning op de legioenen en noemde Maroboduus een verrader. Maroboduus schepte op zijn beurt op dat hij de legioenen van Tiberius had tegengehouden, hoewel deze in werkelijkheid door de opstand van Pannonië waren afgeleid. Maroboduus beweerde ook ten onrechte dat het Inguiomerus was die de overwinningen van Arminius had bewerkstelligd. Beide legers stelden zich op en vochten op Romeinse wijze, met eenheden die zich aan hun normen hielden, bevelen opvolgden en troepen in reserve hielden. Na een hard bevochten strijd was het Maroboduus die naar de heuvels vluchtte. Zijn land werd door andere stammen belegerd en Maroboduus vond asiel in Rome.
Arminius had nu geen rivaal meer in Germanië. Veel stamleden namen echter elk gezag en de ambities van Arminius om hun koning te worden kwalijk. In 19 n. Chr. kwam een Chatti-opperhoofd naar Rome om aan te bieden Arminius te vergiftigen. Rome weigerde dit en vertelde het stamhoofd dat Rome wraak nam in de strijd en niet door “verraad of in het duister” (Tacitus, Annalen, II. 88). Later dat jaar werd Arminius, na hevige gevechten tussen stammen, gedood nadat hij door zijn verwanten was verraden. Tacitus liet een aangrijpend eerbetoon aan Arminius na:
Hij was onmiskenbaar de bevrijder van Duitsland. Uitdager van Rome – niet in de kinderschoenen, zoals koningen en bevelhebbers voor hem, maar op het hoogtepunt van haar macht – hij had onbesliste veldslagen gestreden, en nooit een oorlog verloren… Tot op de dag van vandaag bezingen de stammen hem. (Tacitus, Annalen, II. 88)
Als militair leider gaf Arminius blijk van intelligentie, dapperheid en charisma. Hij begreep zowel de beperkingen als de voordelen van zijn eigen mannen en van zijn vijand. Arminius maakte handig gebruik van het plaatselijke terrein om een superieur getrainde en uitgeruste vijand te verslaan. Arminius gebruikte ook zijn Romeinse training om de slagveld tactieken van zijn eigen troepen te verbeteren. In de strijd leidde hij persoonlijk aanvallen en was hij in staat om de stammen te verenigen, zelfs na tactische nederlagen te hebben geleden. Arminius’ overwinning in het Teutoburgerwoud en zijn verzet tegen Germanicus hielden de Germaanse stammen vrij van de Romeinse overheersing. Eeuwen later zou hun vrijheid het ontstaan van de naties Duitsland, Frankrijk en Engeland mogelijk maken.