Santa Rosalia, 4 september

dec 31, 2021
admin

In het begin van de 17e eeuw was de verering van Rosalia bijna vergeten. Op 26 mei 1624 zag een stervende vrouw, Girolama Gatti, in een droom een jong, witgekleed meisje, dat haar genezing beloofde als zij de gelofte zou doen de berg Pellegrino te beklimmen om haar te bedanken. De nog koortsige vrouw ging met twee vrienden de berg op, dronk van het water dat uit de grot drupte, voelde zich genezen en viel in een rustgevende slaap, terwijl zij opnieuw droomde van het in het wit geklede jonge meisje, dat haar de plaats wees waar haar overblijfselen begraven waren.

De gebeurtenis werd gemeld aan het nabijgelegen klooster van de franciscaanse kluizenaarsbroeders, die in de vorige eeuw met hun pater Sueprior Benedetto il Moro (1526-1589) tevergeefs hadden geprobeerd de relikwieën van Rosalia te vinden. Nu hebben zij hun zoektocht hervat, en op 15 juli 1624 vonden zij op vier meter diepte een rotsblok, zes palmen lang en drie breed, waaraan menselijke beenderen waren vastgehecht.

Op bevel van kardinaal Giannettino Doria, de aartsbisschop van Palermo, werd de kei overgebracht naar zijn privé-kapel, waar de stoffelijke resten werden onderzocht door theologen en artsen; het resultaat was teleurstellend, het team verklaarde dat de beenderen misschien aan meer lichamen toebehoorden en geen van de drie gevonden schedels leek aan een vrouw toe te behoren.

De kardinaal was niet overtuigd en benoemde een tweede commissie. Intussen werd Palermo in de zomer van 1624 getroffen door een pestepidemie, die duizenden slachtoffers begon te eisen. De kardinaal verzamelde de autoriteiten en de bevolking in de kathedraal, en allen tezamen baden zij de Maagd Maria, en zwoeren het voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis te verdedigen, waarover juist op dat moment in de Kerk hevig werd gedebatteerd, en tegelijkertijd zwoer hij Santa Rosalia tot patrones van Palermo te verklaren, en haar relikwieën te vereren, indien deze konden worden vastgesteld.

Een andere vreemde gebeurtenis had zich in dezelfde periode voorgedaan. Op 25 april 1624 ontdekten twee metselaars uit Palermo, aan het werk in het Dominicanenklooster van Santo Stefano, in een grot in Quisquinia een Latijnse inscriptie, tot dan toe bij niemand bekend, waarvan werd aangenomen dat zij door Santa Rosalia zelf tijdens haar leven was gegraveerd. De inscriptie luidde: “Ik, Rosalia, dochter van Sinibaldo, heer van Quisquina en van de Rozenberg, heb besloten om ter wille van mijn Heer Jezus Christus in deze grot te gaan wonen”; deze inscriptie bevestigt de plaats van haar vroegere kluizenaarshut, vanwaar zij later naar Monte Pellegrino was verhuisd.

Op 11 februari 1625 stelde het tweede team van deskundigen vast dat de beenderen duidelijk aan één vrouwelijk persoon toebehoorden, en over de drie schedels ontdekten zij dat twee een kruik van klei en een grote steen waren, terwijl de derde, die er eerst te groot uitzag, verdikt was door kalkafzettingen, die na verwijdering een vrouwelijke schedel onthulden; ook het eerste team onderzocht de overblijfselen opnieuw en was het eens met het resultaat van deze tweede commissie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.