Collection
Alphonse Bertillon was een Parijse politieman. Hij wilde de beschrijvingen van verdachte misdadigers verbeteren, en hoopte dat een goed identificatiesysteem recidivisten snel zou identificeren. Hij geloofde dat mensen met een verhoogd risico op recidive konden worden geïdentificeerd aan de hand van fysieke kenmerken, en dat mensen met bepaalde kenmerken een grotere kans hadden om misdadiger te zijn.
Bertillon was bevriend met de chirurg en antropoloog Paul Broca, en leende Broca’s ideeën over het meten van fysieke verschillen. In 1881 ontwikkelde Bertillon technieken en instrumenten om individuele kenmerken te meten die niet zouden veranderen, bijvoorbeeld de kleur van de ogen, de vorm en de hoeken van het oor, het voorhoofd en de neus, en de afstanden daartussen. Hij ontwikkelde ook manieren om andere fysieke gegevens over het lichaam op betrouwbare wijze vast te leggen, waaronder herkenningstekens zoals tatoeages. Hij verzamelde enorme hoeveelheden gegevens en gebruikte de nieuwe technologie van de fotografie.
In 1883 had Bertillon 7336 metingen verricht en 49 recidivisten geïdentificeerd. In 1884 had hij er 241 gevonden. Bertillon omschreef zijn systeem als anthropometrie, letterlijk ‘het meten van mensen’. Het systeem werd bekend als ‘Bertillonage’ en omvatte uiteindelijk lichaamsmetingen, een mondelinge beschrijving, een foto en vingerafdrukken. Het systeem berustte op het geleidelijk sorteren van dossiers van mensen met overeenkomende kenmerken totdat een individu was geïdentificeerd.
Bertillonage was aanvankelijk populair. Vanaf de jaren 1890 werd het echter verdrongen door vingerafdruktechnieken uit India. Frances Galton pleitte voor het gebruik ervan in de forensische wetenschap. Vingerafdrukken bleken veel eenvoudiger voor het identificeren van personen, omdat elke persoon een unieke vingerafdruk heeft.