Wat is AIDS?
AIDS staat voor Acquired Immune Deficiency Syndrome en is een vergevorderde vorm van HIV. Niet iedereen met HIV krijgt AIDS, vooral dankzij de vooruitgang in de medicijnen.
AIDS kan zich ontwikkelen wanneer HIV het immuunsysteem van een persoon verzwakt, zodat het lichaam niet langer in staat is zichzelf te beschermen tegen infecties en ziekten die een normaal immuunsysteem zou bestrijden.
Als gevolg daarvan kan een HIV-positief persoon symptomen vertonen van verschillende infecties en ziekten die opportunistische infecties worden genoemd. Wanneer iemand symptomen van een of meer van deze infecties vertoont, wordt hij of zij geacht AIDS te hebben.
Verschillende mensen met AIDS kunnen verschillende klinische problemen ervaren, afhankelijk van welke specifieke opportunistische infecties zij ontwikkelen.
Mensen bij wie AIDS is vastgesteld, kunnen herstellen en weer gezond worden, maar ze blijven wel HIV-positief.
Opportunistische infecties
HIV verzwakt het immuunsysteem door de CD4-cellen (of T-cellen, een subset van de witte bloedcellen) in een persoon aan te vallen. Een reeds gestresst immuunsysteem is dus kwetsbaar en biedt een kans voor andere infecties en virussen om mensen met hiv ziek te maken.
Terwijl mensen die geen hiv hebben opportunistische infecties kunnen krijgen als gevolg van andere gezondheidscomplicaties zoals kanker, hebben mensen met hiv meer kans om ze te ontwikkelen. Opportunistische infecties komen vaker voor en zijn ernstiger bij mensen met hiv, en kunnen vaak leiden tot de diagnose aids.
Als uw arts uw algemene gezondheid, CD4-tellingen en virale belasting controleert, kunt u eventuele risico’s van opportunistische infecties in de gaten houden. Tegenwoordig tonen studies aan dat het gebruik van anti-HIV-medicatie opportunistische infecties uitstelt die anders in het verleden zouden zijn opgetreden. Het is belangrijk dat mensen met HIV de behandeling blijven volgen, want stoppen met de behandeling kan het risico op opportunistische infecties verhogen.