Sommige mensen zweten meer dan anderen. Oefen met een groep, en de verschillen worden duidelijk.

Maar wat bepaalt deze variaties?

Gerelateerd: RIPTENSITY-snelle lichaamsgewichtworkouts van Men’s Health die zo intens zijn, dat ze lichaamsvet wegvagen!

Antwoorden zijn traditioneel gericht op factoren als lichaamsvetpercentage (meer vet isoleert je en maakt je sneller oververhit) en aerobe fitheid (hoe fitter je bent, hoe minder je zweet).

Op de bijeenkomst van het American College of Sports Medicine dit voorjaar presenteerden Matthew Cramer van de Universiteit van Ottawa en Ollie Jay van de Universiteit van Sydney enkele resultaten die deze ideeën in twijfel trokken. Die gegevens zijn nu gepubliceerd in het Journal of Applied Physiology, en het heeft een aantal verrassende wendingen.

Het probleem met eerdere studies is dat lichaamsvet en aerobe fitheid (VO2 max) de neiging hebben om te correleren met andere factoren. Mensen met veel lichaamsvet hebben de neiging om meer te wegen – dus is het de isolerende eigenschappen van vet die van belang zijn, of is het gewoon groter zijn en meer gewicht moeten meeslepen?

Ook mensen met een hoge relatieve VO2 max (uitgedrukt als de maximale hoeveelheid zuurstof die hun spieren kunnen gebruiken per kilogram lichaamsmassa) zijn over het algemeen kleiner – dus misschien is het de lichaamsgrootte, niet de fitheid, die het verschil maakt.

Gerelateerd: The Quickest Way to Stop Sweating After a Workout

Om de belangrijkste factoren te achterhalen, verzamelden Cramer en Jay 28 vrijwilligers met sterk uiteenlopende fitheid en lichaamsgrootte en onderwierpen hen aan een reeks fietstests van 60 minuten op verschillende intensiteiten, terwijl ze de zweetconcentraties en veranderingen in lichaamstemperatuur maten.

Zeker, de verandering in kerntemperatuur werd grotendeels verklaard door hoeveel warmte ze genereerden bij het trappen van de fiets per eenheid van lichaamsmassa, zonder “isolatie-effect.”

De warmteproductie was goed voor 50 procent van de variabiliteit in kerntemperatuur, en het toevoegen van lichaamsvetpercentage (dat varieerde van 6.8 tot 32,5 procent bij de proefpersonen) verklaarde slechts nog eens 2,3 procent van de variabiliteit.

Dit suggereert dat twee mensen die hetzelfde wegen en in hetzelfde tempo trappen, even snel zouden moeten opwarmen, zelfs als een van hen klein en dik is en de andere lang en mager.

Hetzelfde gold voor de totale zweetconcentratie: het lichaamsvetpercentage verklaarde slechts 1,3 procent van de variatie.

Het is belangrijk op te merken dat dit niet in strijd is met de algemene waarneming dat mensen met veel lichaamsvet de neiging hebben meer te zweten. Maar dat komt niet door de thermische eigenschappen van vet zelf; het kost gewoon meer werk om meer gewicht rond te slepen.

Gerelateerd: 10 Oefeningen die meer calorieën verbranden dan hardlopen

Ook de VO2 max blijkt op zichzelf geen groot verschil te maken, slechts 4 procent van de variatie in zweetconcentratie. Dat lijkt contra-intuïtief, maar ook hier gaat het om de hoeveelheid warmte die je produceert.

Als je twee mensen met een verschillende VO2 max vraagt om te trainen op bijvoorbeeld 70 procent van hun max, zal de fittere persoon veel sneller trappen of rennen en dus meer warmte produceren. Ze zweten meer, maar dat komt omdat ze meer werk verrichten, niet door een magische eigenschap van de VO2 max zelf.

Waar het op neerkomt? Als je probeert uit te vinden of je op een warme dag oververhit zult raken, of hoeveel je zult zweten, zijn eenvoudige vuistregels over vetheid en fitheid niet zo nuttig.

Uiteindelijk is er zo veel variatie in thermoregulatoire reacties dat je moet vertrouwen op je eigen ervaringen en op eenvoudige tests zoals jezelf voor en na een run wegen om een idee te krijgen van hoeveel vocht je verliest.

Het artikel What Determines How Much You Sweat? stond oorspronkelijk op RunnersWorld.com.