Volledig gratis bronnen om te studeren voor het examen, de woordenschat op te frissen, of anderen te trainen!
Doeltermen: Mand, Tact, Echoic, Intraverbaal
Verbal operants zijn vormen van verbaal gedrag. Ze worden niet gedefinieerd door hoe ze eruit zien (zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, enz.), maar eerder door hoe ze functioneren (welke behoefte ze dienen). Verbale Gedragtheorie is een manier om na te denken over menselijke taal, met inbegrip van niet-gesproken communicatie en gedachten, in functionele termen. “Spreker” en “luisteraar” in ABA verwijzen naar brede rollen die niet beperkt zijn tot gesproken vocale taal.
Mand
Definitie: Een type verbale operant waarbij de spreker vraagt/verzoekt wat hij nodig heeft of wil.
Voorbeeld in alledaagse context: Je sms’t een vriend: “Hoi, hoe gaat het?” Dit is een mand voor aandacht van de vriend in de vorm van een tekst antwoord (en misschien andere vormen van aandacht op basis van uw geschiedenis van het sms’en van deze persoon).
Voorbeeld in klinische context: Een cliënt heeft honger. Ze heeft een geschiedenis van het ontvangen van voedsel van medewerkers in haar groepshuis als ze erom vraagt. De cliënt gaat naar haar pictogrammenboek, zoekt de pictogrammen “ik wil” en “krakelingen”, schikt ze op de zinnenstrook en zoekt een personeelslid om het aan te geven.
Voorbeeld in begeleidingscontext: Een consulente zit al meer dan een uur in een trainingsbijeenkomst met een consultant. Zij weet uit ervaring dat de consultant lang zal doorpraten als hij niet wordt verzocht de deelnemers een pauze te gunnen. Ze werpt een blik op de klok en zegt vriendelijk: “Wow, we zijn al een uur aan het praten! De tijd vliegt.” Dit is een verkapte mand, omdat de spreker niet precies specificeerde wat ze wilde dat de luisteraar zou doen. Het was echter nog steeds een mand, omdat op basis van de leergeschiedenis van deze twee personen, de consulent zal reageren door de deelnemers een pauze te geven (“Oh is dat de tijd? Laten we een pauze nemen! Ik raak zo opgewonden van het praten over verbale operanten dat ik dat vergeet!”)
Waarom het belangrijk is: Mensen communiceren hun wensen en behoeften via het proces van manding. Mensen van elke leeftijd die moeite hebben om op een gepaste, begrijpelijke manier te vragen, kunnen baat hebben bij een interventie die ontworpen is om hen te helpen dit te leren doen. Er bestaan verschillende empirisch onderbouwde strategieën, evenals alternatieve communicatiemiddelen voor mensen die niet spreken. Het is uiterst belangrijk om te weten wat een gedrag beheerst alvorens te bepalen dat het een mandaat is, vooral in de klinische praktijk met mensen die leren communiceren. Bijvoorbeeld, een cliënt die alleen om “cracker” vraagt als het snack tijd is en de leraar zegt, “Het is tijd voor crackers. Ga je gang en vraag maar”, communiceert niet! Dat gedrag is onder controle van de leerkracht, niet het onthouden van crackers aan de cliënt (wat de MO zou moeten zijn als de cliënt om crackers zou vragen). Het is noodzakelijk dat we mands aanleren die overeenkomen met de MO die onze cliënten op dat moment ervaren.
Tact
Definitie: Een type verbale operant waarbij de spreker dingen en handelingen benoemt waarmee de spreker direct contact heeft via een van zijn zintuigen (bijv. zien, voelen, ruiken, aanraken). Tacts zijn in wezen labels.
Voorbeeld in alledaagse context: Je ruikt een gebakken goedje als je door je straat loopt. U zegt tegen uzelf: “Wow, het ruikt naar bosbessentaart!”
Voorbeeld in een klinische context: Een clinicus die in vroegtijdige interventie werkt, richt zich op gezamenlijke aandacht voor een peuter met een ontwikkelingsachterstand. Op een dag ziet de peuter een nieuw speelgoedpaard in de klas, kijkt terug naar de gedragsanalisten, wijst naar het speelgoed, en zegt: “Kijk! Paardje!!”
Voorbeeld in supervisie/consultatie-context: Een supervisee labelt vignetten correct als beschrijvingen van situaties die ofwel in overeenstemming zijn met de ethische code, ofwel in strijd zijn met deze code.
Waarom het belangrijk is: We gebruiken tactingvaardigheden vaak om te communiceren over onze publieke (buiten de huid) en privé (binnen de huid) omgeving. Als een klinisch doel, moeten tactische vaardigheden met voorzichtigheid worden benaderd. Tacting programma’s helpen zeer jonge mensen die naar een gemiddeld taalfunctioneren toewerken om rijke repertoires te ontwikkelen. Voor personen die ouder zijn en een beperkt communicatief repertoire hebben, is het zinvol zich zoveel mogelijk te concentreren op manding, en de vaardigheden eerst op een zinvolle manier aan te leren. Bijvoorbeeld, leer een persoon wat blauw betekent door hem te leren vragen om een “blauwe beker” met zijn favoriete snack erin, in plaats van het labelen van blauwe prentkaarten.
Echoic
Definitie: Een type verbaal gedrag dat optreedt wanneer de spreker het woord van een andere spreker herhaalt.
Voorbeeld in alledaagse context: Je ontmoet iemand nieuw op een feestje. Terwijl u elkaar de hand schudt, zegt hij zijn naam. U herhaalt onmiddellijk zijn naam.
Voorbeeld in een klinische context: Een leraar geeft intensief les aan een leerling. De docent zegt: “iPad”. De leerling zegt: “iPad”.
Waarom het belangrijk is: Het vermogen om woorden en geluiden te echoën is een essentieel aspect van het leren spreken en het produceren van een volledig scala aan klanken en woorden. Peuters beginnen hun verbale gedrag uit te breiden door eerst woorden te herhalen die ze van volwassenen en andere verzorgers horen. Echogedrag speelt ook een belangrijke rol in meer complexe vormen van verbaal gedrag, zoals incidenteel verbaal leren, afgeleid relationeel reageren en gezamenlijke controle. Voor individuen die echoic repertoires hebben maar weinig manding vaardigheden, kan een “echoic to mand transfer” protocol worden gebruikt om het gebruik van taal op een meer functionele manier te leren.
Intraverbaal
Definitie: verbaal gedrag dat onder controle staat van het verbale gedrag van iemand anders.
Voorbeeld in alledaagse context: Je vriend vraagt je wat je voor ontbijt hebt gehad. U zegt: “Ik weet eigenlijk niet meer wat ik voor ontbijt had.” U zou dat niet hebben gezegd tenzij uw vriend u die specifieke vraag had gesteld.
Voorbeeld in klinische context: Een docent gebruikt intensieve onderwijsmethoden om het intraverbale repertoire van een student te leren. De docent zegt tegen de leerling: “Roei, roei, roei je…” De leerling antwoordt: “Boot”.
Voorbeeld in supervisie/consultatiecontext: Uw supervisor vraagt u: “Waar staat de A voor in de drie-termijn contingentie?” U antwoordt: “Antecedent”.