Van slavin tot sultane: Hürrem Sultan
Hürrem Sultan was altijd al een voorwerp van fascinatie voor het Europese publiek – haar ongekende opgang in de hiërarchie van de harem en vervolgens van het keizerrijk was voorheen ongehoord geweest. Als gevolg hiervan was Hürrem Sultan een geliefd onderwerp voor kunstenaars en schrijvers in de Europese rijken van die tijd. De eerste vermeldingen van Hürrem Sultan zijn te vinden in het werk van de Europese diplomaten Luigi Bassano, Nicholas de Moffan en Ogier Ghiselin de Busbecq (Turkse Brieven, 1554), die naar haar verwijzen als “Roxelana” in een poging om haar Roetheense wortels te benadrukken. Schrijvend na de executie van Şehzade Mustafa in 1554, geven zowel Moffan als Busbecq de onzekerheid weer van de Istanbulieten ten opzichte van Roxelana, die haar hadden beschuldigd van haar vermeende betrokkenheid bij de executie van hun geliefde Şehzade en daarom naar haar verwezen als Ziaddi (Heks). Zowel Moffan als Busbecq trokken haar filantropische motieven in twijfel en beschuldigden haar ervan de waquifs te gebruiken als een middel om “winst te maken voor haar heil”. Dit was dus niet alleen een aanval op haar toewijding aan de Islam, maar ook op haar loyaliteit aan Suleyman. Deze opvattingen speelden een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het verhaal van het Osmaanse verval, waarin Roxelana ervan werd beschuldigd de religiositeit van sultan Suleyman I te hebben bedorven door hem te verleiden met haar te trouwen, en zo het Osmaanse Rijk te hebben veroordeeld tot ondergang en verval, wat uiteindelijk leidde tot de decimatie van het Rijk in 1922.
De werken van Busbecq en Moffan speelden een belangrijke rol bij de totstandkoming van het negatieve beeld van de Osmaanse Sultana. Net als verschillende andere Europese schrijvers, hebben Busbecq en Moffan Roxelana niet echt ontmoet en dus schreven ze haar verschillende ingebeelde eigenschappen toe. Dit wordt weerspiegeld in Titiaan’s La Sultana Rossa, een portret van Roxelana, gebaseerd op zijn verbeelde weergave van de Turkse Sultana. Titiaan was niet de enige Europeaan die de Turkse Sultana ingebeelde waarden en kenmerken toedichtte.
Zowel Moffan als Busbecq trokken haar filantropische motieven in twijfel en beschuldigden haar ervan de waquifs te gebruiken als een middel om “winst te maken voor haar redding.” Dit was dus niet alleen een aanval op haar toewijding aan de Islam, maar ook op haar loyaliteit aan Suleyman.
Het Europese publiek zag Roxelana bijna consequent als een vrouwelijke bedreiging voor het patriarchale establishment en zag haar als een “machtige vrouw wier kwade bedoelingen het systeem zouden kunnen ondermijnen”. In Roxelana werd de angst voor vrouwelijke autonomie en autoriteit weerspiegeld aan de Europeanen. De Europese houding ten opzichte van Roxelana werd echter positiever na het einde van de Osmaanse isolationistische politiek en de afname van haar macht na de Spaanse overwinning in de Slag bij Lepanto in 1571. Als gevolg hiervan werd Roxelana’s karakter vermenselijkt doordat haar rol als moeder werd benadrukt – haar betrokkenheid bij Mustafa’s executie werd niet langer gezien als een truc om macht te verkrijgen, maar als een daad van moederliefde, om haar zonen te beschermen tegen de ware boosdoener van het verhaal – de Ottomaanse wettelijke instellingen – polygamie, concubinage en broedermoord.
De Verlichting had een enorme invloed op de afbeelding van Roxelana in Europa. Europese toneelschrijvers benadrukten haar Roetheense wortels en erkenden haar voorbeeldige succes onder de strenge sociale omstandigheden van de keizerlijke harem en schreven haar succes toe aan haar “buitensporig vrijgevochten en slimme” karakter. Roxelana werd niet langer geassocieerd met hekserij of seksuele immoraliteit. In plaats daarvan werd zij bejubeld als een moderne vrouw die de verlichtingswaarden van vrijheid en vooruitgang belichaamde. De toegenomen belangstelling voor en het reizen naar het Oosten tijdens de periode van de Verlichting leidde echter ook tot de trend van het oriëntalisme, volgens welke het Ottomaanse Rijk werd gezien als een “broedend, niet-westers despotisme, niet in staat tot vooruitgang”. Deze trend werd ook doorgetrokken naar de geschriften van Roxelana, aan wie nu alle kenmerken van de exotische Aziatische koningin werden toegeschreven – exotisme, mystiek, wreedheid. Deze tendensen worden duidelijk weerspiegeld in werken als Lope de Vega’s “The Holy League” (1562-1635), Frank Geville’s Life of Sidney (16e eeuw), Elkanah Settle’s ibrahim the Illustrious Bassa (1677), en Roger Boyle’s Earl of Orrery, Tragedy of Mustapha (1668).