Spreuken 9 Bijbelcommentaar
Vers 1
Wijsheid heeft haar huis gebouwd, zij heeft haar zeven pilaren uitgehouwen:
haar huis – voor de ontvangst van haar gasten.
Zeven – vele pilaren; daarmee wordt de schoonheid en stabiliteit van de kerk aangeduid.
Pilaren – Profeten, en apostelen, en ambtsdragers.
Vers 2
Zij heeft haar beesten gedood; zij heeft haar wijn vermengd; zij heeft ook haar tafel gedekt.
Doodde – Maakte proviand voor de gasten.
Gemengd – Met water, zoals men placht te doen in die hete landen.
Meubelde – Met alle benodigdheden, en wacht nu op de gasten.
Verhaal 3
Zij heeft haar dienstmaagden uitgezonden; zij roept op de hoogste plaatsen van de stad,
Meiden – Haar dienaressen om de gasten uit te nodigen, dienaressen van het woord, die hij dienstmaagden noemt voor het fatsoen van de gelijkenis; want wijsheid die met een grote prinses vergeleken wordt, was geschikt om door dienstmaagden te worden verzorgd.
Hoogste plaatsen – Van zulke hoge zetels als die vanwaar rechters hun vonnissen uitspraken, en officieren proclamaties deden.
Vers 4
Wie eenvoudig is, laat hij zich hierheen wenden; wat hem betreft, die geen verstand wil hebben, zij zegt tot hem:
Eenvoudig – Onwetend, en zwak.
Vers 7
Wie een minachtende berispt, maakt zich te schande; en wie een goddeloze berispt, maakt zich te schande.
Een vroegere – Hij geeft aan wie hij bedoelde met de dwazen, vers 6, namelijk de verachters en de goddelozen, en drukt zijn laatste raad uit om hen te verlaten omdat er geen goed, maar kwaad van hen te verkrijgen was.
Vers 8
Verwerp een verachter niet, opdat hij u niet haat; verwerp een wijze, en hij zal u liefhebben.
Een verachter – Een hardnekkige en onverbeterlijke zondaar.
Vers 12
Indien gij wijs zijt, zult gij wijs zijn voor uzelf; maar indien gij veracht, zult gij het alleen dragen.
Voor uzelf – Gij baat mij niet dan uzelf.
Vers 14
Want zij zit aan de deur van haar huis, op een zetel in de hoogten der stad,
Aan de deur – Wakend naar gelegenheden tot zonde.
Vers 15
Om reizigers te roepen die recht op hun weg gaan:
Goed op weg gaan – Die onschuldig hun gang gaan.
Vers 16
Wie eenvoudig is, laat hij zich hierheen wenden; en wat hem betreft, die verstand wil, zij zegt tot hem:
Vereenvoudig – Deze titel wordt hen niet door haar, maar door Salomo gegeven.
Verzen 17
Gestolen water is zoet, en brood dat in het verborgene gegeten wordt, is aangenaam.
Zoet – Vanwege de moeilijkheid om eraan te komen; en omdat juist het verbod ze dankbaarder maakt voor de bedorven natuur.