Rudra’s

dec 29, 2021
admin

In de Vedische geschriften worden Rudra’s beschreven als trouwe metgezellen van Rudra, die later werd vereenzelvigd met Shiva. Ze worden beschouwd als vrienden, boodschappers en aspecten van Rudra. Ze zijn angstig van aard. De Satapatha Brahmana vermeldt dat Rudra de vorst is, terwijl Rudra’s zijn onderdanen zijn. Zij worden in de latere mythologie beschouwd als dienaren van Shiva.

De Rig Veda en de Krishna Yajur Veda maken van de Rudra’s de goden van de middelste wereld, gelegen tussen aarde en hemel d.w.z. de atmosfeer. Als windgoden vertegenwoordigen de Rudra’s de levensadem. In de Brihadaranyaka Upanishad worden de elf Rudra’s voorgesteld door tien vitale energieën (rudra-prana) in het lichaam en de elfde is de Ātman (de ziel).

Van de Rudra’s wordt gezegd dat zij het tweede stadium van de schepping en het tussenstadium van het leven leiden. Zij regeren het tweede offerritueel, het mid-dag offer en de tweede levensfase – van het 24e tot het 68e levensjaar. De Chandogya Upanishad schrijft voor dat de Rudra’s worden bezworen in geval van ziekte in deze periode en zegt verder dat zij bij het verlaten van het lichaam de oorzaak worden van tranen, waarbij de betekenis van de naam Rudra is: “zij die doen huilen”. De Brihadaranyaka Upanishad stelt expliciet dat aangezien de Rudra’s bij het verlaten van het lichaam – de dood veroorzakend – mensen aan het huilen maken, zij Rudra’s zijn.

De Mahabharata beschrijft de Rudra’s als metgezellen van Indra, dienaren van Shiva en zijn zoon Skanda en metgezellen van Yama, die door hen omringd is. Zij hebben immense macht, dragen gouden halskettingen en zijn “als verlichte wolken”. De Bhagavata Purana schrijft de verering van de Rudra’s voor om viriele kracht te verkrijgen.

Associatie met MarutsEdit

Maruts

Rudra’s worden soms vereenzelvigd met de Maruts – zonen van Rudra in de Veda’s; terwijl ze op andere momenten als verschillend van hen worden beschouwd.

Sommige geleerden geloven dat Rudra’s en Maruts vroeger verschillende groepen waren, waarbij Rudra’s de ware volgelingen van Rudra waren en daivisch (Goddelijk) van aard. Maar de dichters van de Rigveda dwongen de Maruts de positie van de Rudra’s in te nemen om status te geven aan de Vedische god Rudra. Later in de post-Vedische literatuur, zoals de epen en de Purana’s, werden de Maruts geassocieerd met Indra, terwijl de Rudra’s hun vroegere status terugkregen als volgelingen van Rudra, die was geëvolueerd tot Shiva. Andere geleerden verwerpen echter deze theorie en menen dat Rudra’s en Maruts oorspronkelijk identiek waren. Een theorie suggereert dat langzaam in de Veda’s twee klassen van Maruts ontstonden: de vriendelijke en weldadige, en de brullende en onstuimige; de laatste groeiden uit tot de aparte groep van godheden die de Rudra’s werden genoemd, en die alleen werden geassocieerd met de wilde Rudra.

In de Marut Suktas (RV 1, 2, 5, 8) en Indra-Suktas (RV 1, 3, 8, 10) van de Rigveda (RV) wordt de bijnaam “Rudras” – afkomstig van de werkwoordstam rud of ru en dat brullers, brullers of schreeuwers betekent – talloze malen gebruikt voor de Maruts – waardoor zij met de Rudras worden vereenzelvigd, zelfs wanneer zij in verband worden gebracht met Indra, en niet met Rudra. Er zijn enkele hymnen in de Rigveda (RV 2, 7, 8, 10) die expliciet onderscheid maken tussen de Maruts en de Rudra’s.

Terwijl de Vamana Purana de Rudra’s beschrijft als de zonen van Kashyapa en Aditi, worden de Maruts apart van de Rudra’s beschreven als 49 zonen van Diti, zuster van Aditi en dienaren van Indra.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.