Papuleuze urticaria: een histopathologische studie van 30 patiënten
Papuleuze urticaria is het gevolg van overgevoeligheid (id-reactie) voor beten van bepaalde insecten zoals muggen muggen, vlooien, mijten en bedwantsen. Papuleuze urticaria komt vaak voor bij kinderen en wordt gekenmerkt door symmetrisch verdeelde pruritische papels en papulovesikels. Krabben veroorzaakt erosies en ulceraties. Pyodermie komt vaak voor. Lesies komen voor in gewassen. De histopathologische kenmerken van papuleuze urticaria zijn onvoldoende gedocumenteerd. In een prospectieve studie registreerden wij de histopathologische kenmerken van 30 patiënten (vrouw, 18; man, 12) met papuleuze urticaria. Hun leeftijden varieerden van 6-343 maanden (mediaan = 21 maanden, gemiddelde = 37,73 maanden). Kenmerken die in meer dan 50% van de gevallen voorkwamen waren milde acanthosis, milde spongiose, exocytose van lymfocyten, mild subepidermaal oedeem, extravasatie van erytrocyten, een oppervlakkig en diep gemengd inflammatoir celinfiltraat van matige dichtheid, en interstitiële eosinofielen. We herkenden lymfocytaire (n = 4), eosinofiele (n = 9), neutrofiele (n = 7), en gemengde (n = 9) subtypes. Immunohistochemie werd uitgevoerd op formaline-vaste, paraffine-embedded secties van 10 gevallen en toonde overvloedige T-lymfocyten (CD45RO, CD3) en macrofagen (CD68) in alle gevallen. B-lymfocyten (CD20) en dendritische antigen-presenterende cellen (S100) waren afwezig. Directe immunofluorescentiekleuring werd uitgevoerd op cryostaat-geprepareerde coupes van 26 specimens. Afzetting van IgA, IgG, IgM, C3, en fibrine kon niet worden aangetoond. De histopathologische differentiële diagnose van papuleuze urticaria omvat andere spongiotische dermatitiden, pityriasis lichenoides et varioliformis acuta, de pruritische papuleuze eruptie van de humane immunodeficiëntie virusziekte, en papulonecrotische tuberculidose. Papuleuze urticaria met uitgesproken spongiose en een dicht ontstekingscelinfiltraat kan op klinische en histopathologische gronden niet op betrouwbare wijze worden onderscheiden van beten van geleedpotigen. De huidige studie levert morfologisch en immunohistochemisch bewijs dat een type I overgevoeligheidsreactie een centrale rol speelt in de pathogenese van papuleuze urticaria. Het vermoedelijke antigeen blijft onbepaald.