Metabole botziekte
Metabole botziekte, een van verscheidene ziekten die verschillende afwijkingen of misvormingen van botten veroorzaken. Voorbeelden van metabole botziekten zijn osteoporose, rachitis, osteomalacie, osteogenesis imperfecta, marmerbotziekte (osteopetrosis), botziekte van Paget, en fibreuze dysplasie. In klinische termen kunnen metabole botziekten leiden tot botpijn en hoogteverlies (door samendrukking van wervels), en ze maken patiënten vatbaar voor fracturen.
Het skelet ondergaat, net als veel andere weefsels van het lichaam, een voortdurend proces van afbraak en vernieuwing. Dit voortdurende proces van botresorptie en -vorming stelt het skelet in staat zich aan te passen aan de veranderingen die nodig zijn voor gezond functioneren en subtiele remodellering om maximale botsterkte te behouden en aan de veranderingen die nodig zijn voor het genezen van fracturen. Normaal bot biedt starre steun en is niet broos. Het bestaat uit twee hoofdbestanddelen: een eiwitmatrix, osteoïd genaamd, en mineraalcomplexen. Osteoïd bestaat voornamelijk uit een vezelig eiwit, collageen genaamd, terwijl de mineraalcomplexen bestaan uit kristallen van calcium en fosfaat, hydroxyapatiet genoemd, die in het osteoïd ingebed zijn. Bot bevat ook voedende cellen, osteocyten genaamd. De voornaamste metabolische activiteit in het bot wordt echter verricht door osteoblasten, die de eiwitmatrix aanmaken, en osteoclasten, die grote meercellige cellen zijn die de bestanddelen van het bot verteren en oplossen.
De meeste metabolische ziekten van het bot worden gedefinieerd door de mate waarin zij de botdichtheid verminderen. De botdichtheid kan in verschillende botten worden gemeten met radiologische technieken. De botten die gewoonlijk worden gemeten zijn de lendenwervelkolom, de heup en het spaakbeen (een bot in de onderarm), en de meest gebruikte procedure is de dubbele röntgenabsorptiometrie. De botdichtheid bereikt een hoogtepunt rond de leeftijd van 30 jaar en varieert naar gelang geslacht en genetische achtergrond. De botdichtheid is bijvoorbeeld hoger bij mannen dan bij vrouwen en is hoger bij Afro-Amerikanen dan bij Europeanen of Aziaten. De resultaten van metingen van de botdichtheid (botdensitometrie) worden meestal uitgedrukt in termen van de botdichtheid van de patiënt in verhouding tot de gemiddelde piekbotdichtheid van mensen van hetzelfde geslacht en met dezelfde genetische achtergrond. Het resultaat is een meting die bekend staat als de T-score. Osteopenie wordt gedefinieerd als een botdichtheid die meer dan één standaardafwijking onder de piekbotdichtheid ligt (T-score -1), en osteoporose wordt gedefinieerd als een botdichtheid die tweeënhalf of meer standaardafwijkingen onder de gemiddelde piekbotdichtheid ligt (T-score -2,5). De resultaten van de metingen van de botdichtheid kunnen ook worden uitgedrukt als Z-scores. Een Z-score van 0 is de gemiddelde botdichtheid van mensen van dezelfde leeftijd, geslacht en genetische achtergrond. Lage T- of Z-scores worden in verband gebracht met een verhoogd risico op botbreuken.