Madder
Madder, (geslacht Rubia), geslacht van ongeveer 80 soorten overblijvende planten in de meekrapfamilie (Rubiaceae), waarvan verscheidene vroeger algemeen werden gebruikt als kleurstof. De meekrapachtigen zijn verspreid over het Middellandse-Zeegebied, Azië, Afrika en Noord- en Zuid-Amerika. De planten worden over het algemeen gekenmerkt door kransen van lansvormige bladeren die bedekt zijn met kleverige haren en door kleine geelachtige bloemen die in trossen groeien. Meekrapachtigen produceren een aantal fytochemicaliën, waaronder chinonderivaten, die interessant zijn voor farmaceutische onderzoekers.
De gewone meekrap (Rubia tinctorum), de Indische meekrap (R. cordifolia) en de wilde meekrap (R. peregrina) werden vroeger gekweekt voor een rode kleurstof die bekend staat als alizarine, en die werd verkregen uit de vermalen wortels. Deze kleurstof werd gebruikt voor stoffen en kon zodanig worden bereid en opgebracht dat naast rode ook roze en paarse tinten werden verkregen. De verfeigenschappen van de meekrapwortel schijnen reeds in de vroegste historische tijden bekend te zijn geweest; op oude Egyptische mummies zijn met meekrap geverfde doeken gevonden, en in de tijd van Herodotus (5e eeuw v. Chr.) werd meekrap gebruikt voor het verven van de mantels van Libische vrouwen. Meekrap werd in de oudheid en de middeleeuwen ook gebruikt als geneesmiddel tegen amenorroe (het uitblijven van de menstruatie). Alizarine kleurt de beenderen van dieren die zich met meekrapplanten voeden, en die eigenschap werd door 19de-eeuwse fysiologen gebruikt om de botontwikkeling te volgen en de functies van de verschillende cellen die bij die processen betrokken zijn, te bestuderen. In de jaren 1860 ontdekten onderzoekers hoe alizarine synthetisch kon worden vervaardigd, en het gebruik van meekrap als verfstof is grotendeels beperkt gebleven tot ambachtelijke huisnijverheid.