Hervoortplanting

Krokodillen zijn sexueel dimorf, en volwassen mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. De paring vindt plaats in het water, en wordt voorafgegaan door een complexe balts waarbij de dieren elkaar signalen geven door middel van veranderingen in lichaamsprofiel, aanraking, en vocalisatie. Chemische signalen maken waarschijnlijk ook deel uit van de balts. Het mannetje bestijgt dan de rug van het wijfje, en beide dieren draaien hun staart zodat de respectievelijke cloacae in contact komen en intromissie van het mannelijk erectieorgaan wordt bereikt.

Alle krokodillen leggen eieren met een harde schaal, die 50-160 gram per stuk kunnen wegen. Een vrouwtje legt gemiddeld 12-48 eieren per nest, afhankelijk van haar leeftijd, grootte en soort. Er zijn twee algemene vormen van nestbouw bekend. Sommige soorten, zoals de nijlkrokodil (C. niloticus), graven een hol in de grond en vullen dat weer op met aarde nadat de eieren zijn gelegd. Andere, zoals de estuariene (of zoutwater) krokodil (C. porosus), bouwen een heuvel van plantenmateriaal en aarde. De eieren worden in de hoop gelegd, en de zonnewarmte, de warme omgeving en het natuurlijke verval van de vegetatie zorgen voor een warme temperatuur die de ontwikkeling van het embryo bevordert. Het uitbroeden van de eieren duurt 55 tot 100 dagen. Zoals bij vele andere reptielen wordt het geslacht van het zich ontwikkelende embryo bepaald door de temperatuur van het broedende ei op een kritiek moment, namelijk tijdens de eerste helft van de incubatieperiode. Koelere en warmere temperaturen leveren vrouwtjes op, tussenliggende temperaturen mannetjes, en temperaturen in de buurt van 31 °C (88 °F) leveren beide geslachten op. Totdat het ei uitkomt, blijft het vrouwtje meestal dicht bij het nest om de eieren te beschermen tegen roofdieren.

Na twee of drie maanden zijn de jongen volledig ontwikkeld en klaar om uit te komen. Terwijl ze nog in het ei zitten, kunnen de jongen een piep laten horen, misschien ten teken dat ze klaar zijn om uit het ei te komen. Het volwassen vrouwtje verwijdert het vuil en andere rommel uit de eieren en helpt de jongen naar het water. In veel gevallen opent het vrouwtje de eieren voorzichtig met haar tong en draagt de jongen in haar bek. Het vrouwtje blijft gedurende enkele weken tot maanden dicht bij haar kroost en biedt bescherming tegen roofdieren. Naarmate de jongen groter worden, verspreiden ze zich, maar ze kunnen meer dan een jaar in de buurt van hun nestplaats blijven. In gevangenschap zijn ook mannetjes waargenomen die helpen bij het uitbroeden van de jongen en hen verzorgen.