Koning Piankhi
Piankhi was de erfelijke heerser van het koninkrijk Koesj aan de Boven-Nijl in wat nu het noorden van Soedan is. Rond 741 v. Chr. volgde hij zijn vader, Kashta, op, die dit Nubische koninkrijk schijnt te hebben gesticht. Tegen die tijd was Neder-Egypte al bijna een half millennium in verval. De Egyptische staat werd verscheurd door interne machtsstrijd tussen kleine heersers, zodat de situatie rijp was voor een sterke invaller om de macht over te nemen. Piankhi trok gestaag verder langs de Nijl en veroverde één voor één steden. In 721 v. Chr. was hij in het bezit van Heracleopolis, en tenslotte veroverde hij Heliopolis in de Delta.
Op dit punt beschouwde Piankhi de verovering van Egypte als voltooid, en hij keerde terug naar zijn Koesjitische hoofdstad in Napata, nadat hij de Egyptische heersers in een tribuutstatus had geplaatst. Hij werd in Napata met gejuich ontvangen omdat hij de vroegere Egyptische heersers van Nubië had vernederd, maar de onderhorige staten die hij achterliet vielen spoedig onder de heerschappij van een plaatselijke heerser, Tefnakht genaamd, die de Egyptische onafhankelijkheid opnieuw bevestigde.
Er is veel bekend over de details van Piankhi’s veldtocht omdat hij in Amon een enorme stele bouwde met een lange inscriptie. Dit verslag wordt door moderne Egyptologen als ongewoon rationeel en levendig beschouwd.
Zoals de Nubische heersers die na hem kwamen, was Piankhi cultureel zeer conservatief, en hij trachtte enkele instellingen te versterken die in Egypte in verval waren geraakt. In de korte tijd dat hij in Neder-Egypte was, zag hij toe op de restauratie van enkele afbrokkelende tempels. Bij zijn terugkeer naar Koesj introduceerde hij de Egyptische gewoonte om piramiden te bouwen voor koninklijke mausoleums, en hij liet een grote piramide voor zichzelf bouwen in Kuru, ten zuiden van Napata aan de Nijl. Hij herbouwde de tempel te Jebel Barkal en bouwde nog een aantal andere tempels in Egyptische stijl.