Input-outputanalyse, economische analyse ontwikkeld door de 20e-eeuwse in Rusland geboren Amerikaanse econoom Wassily W. Leontief, waarin de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende productiesectoren van een economie wordt geobserveerd door het product van elke bedrijfstak te zien als een goed dat voor eindconsumptie wordt gevraagd en als een factor in de productie van zichzelf en andere goederen. Er worden bepaalde vereenvoudigende veronderstellingen gemaakt, zoals dat de produktiemiddelen altijd in dezelfde verhoudingen zullen worden gecombineerd om een willekeurige hoeveelheid van een eindprodukt te produceren. Vervolgens kunnen de totale hoeveelheden van de verschillende goederen worden bepaald die moeten worden geproduceerd om een bepaalde hoeveelheid voor eindverbruik te verkrijgen.

De analyse bestaat gewoonlijk uit het opstellen van een tabel waarin elke horizontale rij beschrijft hoe het totale product van een bedrijfstak wordt verdeeld over de verschillende productieprocessen en het eindverbruik. Elke verticale kolom geeft de combinatie van produktiemiddelen aan die binnen een bedrijfstak worden gebruikt. Als bijvoorbeeld de eerste rij van een tabel voor een zeer eenvoudige economie de verdeling van de totale produktie van vrachtwagens beschrijft, zou daaruit blijken dat een bepaalde hoeveelheid vrachtwagens wordt gebruikt voor de produktie van nog meer vrachtwagens, een bepaalde hoeveelheid voor de produktie van landbouwprodukten, een bepaalde hoeveelheid voor de produktie van huizen, een bepaalde hoeveelheid door particuliere huishoudens, enzovoort. Als de getallen over de rij worden opgeteld, verkrijgt men de totale hoeveelheid geproduceerde vrachtwagens. Een tabel van dit type illustreert de afhankelijkheid van elke bedrijfstak van de producten van andere bedrijfstakken: een toename van de voedselproduktie vereist bijvoorbeeld ook een toename van de produktie van vrachtwagens.

Input-outputtabellen kunnen worden opgesteld voor gehele economieën of voor segmenten binnen economieën. Zij zijn nuttig voor het plannen van de productieniveaus in verschillende industrieën die nodig zijn om aan bepaalde verbruiksdoelstellingen te voldoen en voor het analyseren van de effecten in de gehele economie van veranderingen in bepaalde componenten. Zij zijn het meest gebruikt in planeconomieën en in ontwikkelingslanden.