Hoe haaien werken
De meeste beenvissen hebben een speciale zwemblaas waarmee ze zich in het water kunnen voortbewegen. Als de vis zuurstof opneemt, kan hij een deel van het gas in de blaas laten ontsnappen. Dit verhoogt het drijfvermogen van de vis, zodat hij door het water opstijgt. Om naar de bodem te zinken, perst de vis een deel van het gas uit de blaas, waardoor zijn drijfvermogen afneemt. Op deze manier lijkt een vis op een zeppelin of een heteluchtballon die de opwaartse kracht van het drijfvermogen gebruikt om van hoogte te veranderen.
Een haai lijkt meer op een vliegtuig. Hij heeft geen zwemblaas, dus gebruikt hij zijn voorwaartse beweging om de verticale positie te bepalen. De staart is als de propeller van de haai – de haai zwaait hem heen en weer om vooruit te komen. In een vliegtuig duwt deze voorwaartse beweging lucht rond de vleugels. Bij een haai duwt deze voorwaartse beweging water rond de vinnen. In beide gevallen creëert deze beweging van materie lift — de vloeistof is verschillend, maar het principe is precies hetzelfde.
Advertentie
Haaien hebben twee sets gepaarde vinnen aan de zijkanten van hun lichaam, op dezelfde algemene plaats als de hoofdvleugels en de horizontale staartvleugels van een vliegtuig. De haai kan deze vinnen onder verschillende hoeken plaatsen, waardoor de baan van het water dat om hem heen beweegt, verandert. Als de haai een vin omhoog kantelt, stroomt het water zo dat er onder de vin meer druk is dan erboven. Hierdoor ontstaat opwaartse lift. Als de haai de vin naar beneden kantelt, is de druk boven de vin groter dan eronder. Dit duwt de haai naar beneden.
De haai heeft ook een of twee verticale rugvinnen op zijn rug en soms een verticale anaalvin aan zijn onderkant. Deze vinnen werken als de verticale stabilisatorvleugel van een vliegtuig. Ze helpen de haai zijn evenwicht te bewaren als hij zich door het water voortbeweegt en ze kunnen van links naar rechts worden bewogen om de haai links en rechts te laten draaien.
Dankzij deze vinopstelling hebben haaien een verbazingwekkende wendbaarheid. Ze kunnen met hoge snelheid varen, plotseling stoppen en scherpe bochten in alle richtingen maken. Dit is een van de redenen waarom ze zo’n effectieve jagers zijn. Ze bewegen sneller en met meer controle dan hun prooi – meestal weet de prooi van een haai niet eens wat hem overkomt.
Natuurlijk moet een haai, voordat hij kan toeslaan, zijn prooi eerst lokaliseren. In de volgende secties zullen wij de fijn afgestemde zintuigen onderzoeken die haaien helpen hun voedsel te lokaliseren en op te sporen.