Gustavo Adolfo Dominguez Bécquer
De Spaanse lyrische dichter Gustavo Adolfo Dominguez Bécquer (1836-1870) is bekend om zijn Rimas, een verzameling korte lyrische gedichten. Dit werk had zo’n grote invloed dat het wordt beschouwd als het beginpunt van de Spaanse hedendaagse poëzie.
Gustavo Bécquer werd geboren in Sevilla op 17 feb. 1836. Hij werd wees toen hij 11 jaar oud was en ging bij zijn peettante wonen, wiens uitgebreide bibliotheek en liefdevolle zorg al vroeg een liefde voor poëzie en muziek stimuleerden. In 1852 begon hij te studeren in het kunstatelier van zijn oom. Schilderen paste echter niet bij Bécquer’s introspectieve temperament. Als verlegen, pijnlijk gevoelige jongen, gaf hij er de voorkeur aan alleen te wandelen, zich te verdiepen in folklore en kunst, en om te gaan met andere jonge dichters. In 1854, tegen de wens van zijn peettante, ging hij naar Madrid op zoek naar literaire roem.
Maar roem bleef uit, en Bécquer moest zich wenden tot de journalistiek. Hij vertaalde krantenartikelen en schreef literaire en theaterkritieken. Gedurende deze periode publiceerde hij echter wel een deel van een gekoesterd project, Historia de los templos en España (1857; Geschiedenis van de Kerken in Spanje), en werkte hij onder een pseudoniem mee aan het schrijven van toneelstukken, waarvan sommige verzen een voorbode zijn van de latere Rimas.
In 1860 was Bécquer hopeloos verliefd geworden op Julia Espin y Guillén, maar de relatie eindigde een jaar later bitter. Daarna trouwde hij met Casta Esteban Navarro, met wie hij drie kinderen kreeg. Het leed en de angst veroorzaakt door zijn ongelukkige liefdesrelatie en desastreuze huwelijk vormen de emotionele achtergrond van Rimas. Deze korte gedichten, geschreven in de jaren 1860, verwoorden Bécquer’s verlangen naar liefde en naar de verwezenlijking van volmaakte schoonheid. Zoals de mystici, streefde hij ernaar een visioen van onuitsprekelijke schoonheid, gezien in de persoon van zijn geliefde, begrijpelijk uit te drukken.
In tegenstelling tot de opgeblazen stijl van zijn tijdgenoten, is Bécquer’s dictie spaarzaam en eenvoudig, zijn verzen delicaat en licht. Toch bereikt hij in elk gedicht een maximale resonantie door aandacht te schenken aan de fonetische structuur van woorden en door beelden te gebruiken die de sensibiliteit van de lezer raken en zijn actieve medewerking eisen. Bécquer’s vermogen om woorden veel meer te laten uitdrukken dan hun conventionele betekenissen loopt vooruit op de technieken van de moderne symbolische poëzie.
Bécquer schreef de meeste van zijn proza werken van 1860 tot 1865. Deze omvatten 22 legenden, die zijn gebaseerd op regionale folklore en gebruik maken van het bovennatuurlijke. In het klooster van Veruela schreef hij in 1864 een verzameling van negen brieven, getiteld Desde mi celda, cartas literarias (Uit mijn cel, literaire brieven). Datzelfde jaar leidde hij een belangrijk tijdschrift en werd benoemd tot officiële censor van romans.
In 1868 scheidde Bécquer van zijn vrouw en ging, in de nasleep van de revolutie die een einde maakte aan de heerschappij van Isabella II, naar Parijs. Hij keerde terug naar Madrid in 1869, herschreef uit zijn hoofd het verloren manuscript van Rimas, en hervatte het schrijven van kranten. De plotselinge dood van zijn broer Valeriano in september 1870 maakte een diepe depressie van hem los, en hij stierf slechts 3 maanden later, op 22 december, uitgeput door tuberculose. Zijn verzamelde werken werden postuum gepubliceerd in 1871.
Verder lezen
Het meest uitgebreide boek over Bécquer is in het Spaans: José Pedro Diaz, Gustavo Adolfo Bécquer: Vida y poesia (2 vols., 1953; rev. ed. 1964). Een informatief Engels werk is Edmund L. King, Gustavo Adolfo Bécquer: From Painter to Poet (1953). □