Filippenzen hoofdstuk 4

mei 19, 2021
admin

A. Instructies voor specifieke heiligen.

1. (1) Een algemene vermaning: in het licht van uw bestemming in Christus, houdt stand.

Daarom, mijn geliefde en begeerde broeders, mijn vreugde en kroon, houdt stand in de Heer, geliefden.

a. Daarom: Dit verbindt wat Paulus hier schreef met wat hij eerder schreef. Vanwege de belofte van opstanding (Filippenzen 3:21) hadden de Filippenzen des te meer reden om vast te houden in de Heer.

b. Mijn vreugde en kroon: Paulus gebruikte het Oudgriekse woord voor kroon dat de kroon beschreef die een atleet kreeg die de wedstrijd had gewonnen. Het was een kroon van prestatie (een stephanos); niet de kroon die aan een koning werd gegeven (een diadema). De Filippenzen, zoals zij standvastig zijn in de Heer, waren Paulus’ trofee.

c. Sta dus vast in de Heer, geliefden: Wij kunnen alleen vast staan als wij in de Heer zijn; elke andere plaats is geen veilige plaats om te staan.

2. (2) Instructies aan Euodia en Syntyche.

Ik smeek Euodia en ik smeek Syntyche om van dezelfde gezindheid te zijn in de Heer.

a. Euodia en… Syntyche: Blijkbaar waren deze twee vrouwen de bron van een soort ruzie in de kerk. In plaats van partij te kiezen of te proberen hun probleem op te lossen, zei Paulus hun eenvoudig dat zij van dezelfde gezindheid moesten zijn in de Heer.

b. Van dezelfde gezindheid in de Heer te zijn: Waar het geschil ook over ging, Euodia en Syntyche waren vergeten dat zij een grotere gemeenschappelijke grond hebben in Jezus Christus. Zij vergaten dat al het andere minder belangrijk was dan die gemeenschappelijke grond.

3. (3) Instructies aan de ware metgezel.

En ik verzoek u ook, ware metgezel, help deze vrouwen die met mij in het evangelie gewerkt hebben, met Clement ook, en de rest van mijn medearbeiders, wier namen in het Boek des Levens staan.

a. Ik dring ook tot u aan, ware metgezel: Wie dit ook was, Paulus droeg hen op deze vrouwen te helpen, die met mij in het evangelie arbeidden. De ware metgezel moest deze vrouwen helpen zich te verzoenen en tot één gezindheid in de Heer te komen.

i. Deze vrouwen die met mij werkten in het evangelie is een veelzeggende uitdrukking. Deze twee vrouwen, Euodia en Syntyche, waren trouwe werkers met Paulus in het werk van het evangelie. Toch hadden zij ruzie met elkaar. Paulus wist dat dit ongelukkige geschil moest worden opgehelderd.

b. Ook met Clement: Er was een opmerkelijke Clement in de vroege kerk die de leider was van de kerk in Rome en die twee bewaard gebleven brieven schreef aan de kerk in Korinthe. Toch weten we niet of dit dezelfde Clement is. Het was een veel voorkomende naam in de Romeinse wereld.

i. We kunnen de korte vermelding van Euodia en Syntyche contrasteren met de korte vermelding van Clement. Als u uw hele leven in één zin zou moeten samenvatten, zou u het dan willen samenvatten als Clement of als Euodia en Syntyche?

c. En de rest van mijn medearbeiders, wier namen in het Boek des Levens staan: Er waren anderen in Filippi die Paulus ook hielpen. Zij hadden de grootste eer van de wereld: dat hun namen in het Boek des Levens staan (Openbaring 20:15).

B. Meer onderricht over het lopen van de wandel.

1. (4) Paulus herhaalt een belangrijk thema van de brief.

Verblijdt u altijd in de Here. Nogmaals zal ik zeggen, verheugt u!

a. Verblijdt u: Ondanks de omstandigheid van waaruit het geschreven is, is vreugde alom aanwezig in de brief aan de Filippenzen. Voorbeelden hiervan staan in Filippenzen 1:4, 1:18, 1:25, 2:2, 2:16, 2:17, 2:18, 2:28, 3:1, 3:3, en 4:1.

i. “Ik ben blij dat we niet weten waar de twist over ging; ik ben meestal dankbaar voor onwetendheid over zulke onderwerpen; – maar als remedie tegen onenigheid zegt de apostel: ‘Verblijdt u altijd in de Heer.’ Mensen die zeer gelukkig zijn, vooral zij die zeer gelukkig zijn in de Heer, zijn niet geneigd om aanstoot te geven of aanstoot te nemen. Hun gedachten zijn zo zoet bezet met hogere dingen, dat zij niet gemakkelijk worden afgeleid door de kleine problemen die zich van nature voordoen onder zulke onvolmaakte schepselen als wij zijn. Vreugde in de Heer is de remedie voor alle onenigheid.” (Spurgeon)

b. Verblijdt u altijd in de Heer: Nogmaals, Paulus’ vreugde was niet zozeer gebaseerd op een zonnig optimisme of een positieve mentale houding, als wel op het vertrouwen dat God alles onder controle had. Het was werkelijk een vreugde in de Heer.

i. “Wat een genadige God dienen wij, die vreugde tot een plicht maakt, en die ons gebiedt ons te verblijden! Zouden wij niet onmiddellijk gehoorzaam moeten zijn aan zulk een bevel als dit? Het is de bedoeling dat wij gelukkig zijn.” (Spurgeon)

2. (5) Toon een zachtmoedige gezindheid tegenover alle mensen.

Laat uw zachtmoedigheid aan alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij.

a. Laat uw zachtmoedigheid bekend zijn: Paulus gebruikte een interessant oud Grieks woord (epieikeia) dat hier vertaald wordt met zachtmoedigheid. Andere bijbelvertalingen vertalen epieikeia als geduld, zachtheid, de geduldige geest, bescheidenheid, verdraagzaamheid, de lankmoedige geest, of grootmoedigheid.

i. “Het woord epieikes is van zeer uitgebreide betekenis; het betekent hetzelfde als epieikeia, mildheid, geduld, inschikkelijkheid, zachtmoedigheid, clementie, gematigdheid, onwilligheid om te procederen of te twisten; maar gematigdheid is expressief genoeg als een algemene term.” (Clarke)

ii. Een goed voorbeeld van deze eigenschap is toen Jezus zachtmoedigheid toonde bij de vrouw die in overspel was genomen in een opstelling en bij Jezus werd gebracht. Hij wist een heilige zachtmoedigheid tegenover haar te tonen.

iii. Dit woord beschrijft het hart van een persoon die de Heer zijn gevechten zal laten strijden. Hij weet dat de wraak van Mij is, zegt de Heer (Romeinen 12:19). Het beschrijft een persoon die werkelijk vrij is om zijn zorgen en alle dingen die hem stress bezorgen los te laten, omdat hij weet dat de Heer zijn zaak op zich zal nemen.

b. Wees bekend bij alle mensen: De sfeer is breed. Wij tonen deze zachtmoedigheid aan alle mensen, niet alleen aan wie ons behaagt.

c. De Heer is nabij: Wanneer wij leven in het bewustzijn van Jezus’ spoedige wederkomst, maakt dat het des te gemakkelijker om ons in de Heer te verblijden en zachtmoedigheid te betonen aan alle mensen. Wij weten dat Jezus bij Zijn wederkomst met alle kwaad zal afrekenen, en wij kunnen erop vertrouwen dat Hij de dingen in onze verscheurde wereld zal rechtzetten.

3. (6) Een levend gebedsleven.

Ben nergens bezorgd over, maar laat in alles, door bidden en smeken, met dankzegging, uw verzoeken aan God kenbaar worden gemaakt;

a. Wees in niets bezorgd: Dit is een gebod, geen optie. Onnodige zorg is een inmenging in een gebied dat alleen aan God toebehoort. Het maakt ons tot de vader van het huishouden in plaats van een kind te zijn.

b. Maar in alles door gebed en smeking: Paulus schreef dat alles het juiste onderwerp van gebed is. Er zijn niet enkele gebieden van ons leven die God niet aangaan.

c. Gebed en smeking: Deze twee aspecten van het gebed zijn gelijksoortig, maar verschillend. Gebed is een breder woord dat al onze communicatie met God kan betekenen, maar smeking vraagt God rechtstreeks om iets te doen.

i. Veel van onze gebeden blijven onbeantwoord omdat we God nergens om vragen. Hier nodigt God ons eenvoudig uit om uw verzoeken kenbaar te maken. Hij wil het weten.

d. Bekend gemaakt worden: God kent onze verzoeken al voordat wij ze bidden; toch zal Hij vaak wachten op onze medewerking door gebed voordat Hij datgene verleent wat wij vragen.

e. Met dankzegging: Dit behoedt ons tegen een zeurende, klagende geest voor God, wanneer wij onze verzoeken kenbaar maken. Wij kunnen werkelijk voor niets bezorgd zijn, over alles bidden, en voor alles dankbaar zijn.

4. (7) De belofte van vrede.

En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en gedachten bewaren door Christus Jezus.

a. En de vrede van God: De Bijbel beschrijft drie grote aspecten van vrede die betrekking hebben op God.

– Vrede van God: Paulus gebruikte dit voortdurend als inleiding op zijn brieven; het herinnert ons eraan dat onze vrede tot ons komt als een geschenk van God.

– Vrede met God: Dit beschrijft een relatie die we met God aangaan door het volbrachte werk van Jezus Christus.

– De vrede van God: Dit is de vrede waarover gesproken wordt in Filippenzen 4:7. Deze gaat “alle verstand” te boven, dat wil zeggen, gaat ons denkvermogen te boven.

i. “Wat is Gods vrede? De onverstoorbare kalmte van de oneindig gelukkige God, de eeuwige kalmte van de absoluut weltevreden God.” (Spurgeon)

b. Die alle verstand te boven gaat: Het is niet dat het zinloos is en daarom onmogelijk te begrijpen, maar dat het ons vermogen om te begrijpen en uit te leggen te boven gaat – daarom moet het ervaren worden.

i. Deze vrede gaat niet alleen het begrip van de wereldse mens te boven; zij gaat alle begrip te boven. Zelfs de godvruchtige mens kan deze vrede niet bevatten.

c. Waakt over uw hart en gedachten: Het woord bewaken spreekt van een militaire actie. Dit is iets wat de vrede van God voor ons doet; het is een vrede die waakt over ons hart en verstand.

i. “Zal hen bewaren als in een sterke plaats of een burcht.” (Clarke)

ii. Wanneer mensen hun hart of verstand schijnen te “verliezen”, heeft dat vaak te maken met een afwezigheid van de vrede van God in hun leven. De vrede van God werkt dan niet als een bewaker voor hun hart en geest.

5. (8) De juiste plaats om onze gedachten te plaatsen.

Tot slot, broeders, welke dingen ook waar zijn, welke dingen ook edel zijn, welke dingen ook rechtvaardig zijn, welke dingen ook zuiver zijn, welke dingen ook lieflijk zijn, welke dingen ook van goede naam zijn, als er enige deugd en als er iets prijzenswaardigs is – overweeg deze dingen.

a. Welke dingen ook waar zijn: Paulus’ lijst van dingen waarover we moeten mediteren vertaalt goed van het Grieks naar het Engels; er is geen grote behoefte om over elk item uit te weiden.

b. Edel… rechtvaardig… rein… lieflijk… goed rapport… deugd… prijzenswaardig: Dit, zou Paulus zeggen, zijn de vruchten en het voedsel van de geest die wordt bewaakt door de vrede van God. Wanneer wij deze goede dingen in onze geest leggen, blijven zij in onze geest en komen dan uit ons voort.

c. Mediteer over deze dingen: Veel van het christelijk leven komt neer op de geest. Romeinen 12:2 spreekt over de essentiële plaats van de verandering door de vernieuwing van uw denken en 2 Korintiërs 10:5 spreekt over het belang van het afwerpen van argumenten en elke hoge zaak die zich verheft tegen de kennis van God, elke gedachte in gevangenschap brengend aan de gehoorzaamheid van Christus. Wat we kiezen om over te mediteren doet ertoe.

i. Wat Paulus hier beschrijft is een praktische manier om elke gedachte in gevangenschap te brengen aan de gehoorzaamheid van Christus.

6. (9) Een terugkeer naar het idee van het volgen van Paulus’ voorbeeld.

De dingen die gij in mij geleerd en ontvangen hebt en gehoord en gezien hebt, doet dat ook, en de God des vredes zal met u zijn.

a. Wat gij in mij geleerd hebt, en ontvangen, en gehoord, en gezien hebt, dat doe ik: Paulus had de integriteit om zichzelf als een voorbeeld van al deze dingen aan de Filippenzen voor te stellen. Hij kon werkelijk zeggen: “Volg mij zoals ik Jezus volg.”

b. En de God van vrede zal met u zijn: Als de Filippiërs deden zoals Paulus had opgedragen, zouden ze niet alleen de vrede van God hebben gehad, maar de God van de vrede zou ook met hen zijn geweest.

C. Paulus geeft commentaar op het geven van de Filippenzen.

1. (10-14) Paulus’ perspectief op de gift van de Filippiërs.

Maar ik heb mij zeer in de Here verblijd, dat nu eindelijk uw zorg voor mij weer is opgebloeid; hoewel u zeker wel zorg droeg, maar het u aan gelegenheid ontbrak. Niet dat ik spreek ten aanzien van de nood, want ik heb geleerd in welke toestand ik ook ben, tevreden te zijn: Ik weet hoe ik me moet vernederen, en ik weet hoe ik me moet overstelpen. Overal en in alle dingen heb ik geleerd zowel vol te zijn als honger te lijden, zowel overvloedig te zijn als nood te lijden. Ik kan alle dingen door Christus, die mij sterkt. Toch hebt u er goed aan gedaan dat u deelde in mijn nood.

a. Uw zorg voor mij is weer opgebloeid: Dit verwijst naar de financiële steun die Epaphroditus bracht (Filippenzen 2:25). Paulus wilde niet impliceren dat de Filippiërs voorheen niet om mij gaven, alleen dat het hen voorheen aan gelegenheid ontbrak. Toen zij de gelegenheid hadden, bloeide hun zorg voor Paulus weer op.

b. Niet dat ik spreek ten aanzien van de nood: Paulus herinnerde de Filippiërs eraan dat zijn dankbaarheid voor het geven van de Filippiërs niet was omdat hij behoeftig was (hoewel hij in feite behoeftig was), maar omdat het goed voor hen was om gevers te zijn.

c. Ik heb geleerd in welke toestand ik ook ben, tevreden te zijn: Zo kon Paulus zeggen dat zijn dankbaarheid niet gebaseerd was op zijn eigen nood. Ook al was Paulus in nood, hij was tevreden waar hij was – zelfs in zijn Romeinse gevangenschap.

i. Ik heb geleerd: Paulus heeft tevredenheid moeten leren; het is niet natuurlijk voor de mens.

ii. Ik weet hoe ik vernederd moet worden, en ik weet hoe ik overvloedig moet zijn: Paulus herinnert ons eraan dat zijn tevredenheid niet alleen theoretisch was. Hij leefde dit werkelijk. Paulus was financieel welgesteld geweest; hij was financieel in nood geweest.

iii. Paulus wist hoe hij vernederd moest worden. “Zie hier de staat waarin God toeliet dat zijn voornaamste apostel werd verlaagd! En zie hoe krachtig de genade van Christus hem onder het geheel ondersteunde! Hoe weinigen van hen die christelijke predikanten of christenmannen worden genoemd, hebben deze belangrijke les geleerd! Wanneer gebrek of benauwdheid komt, zijn hun klachten luid en frequent; en zij zijn spoedig aan het einde van hun geduld.” (Clarke)

iv. Paulus wist ook hoe hij overvloedig moest zijn. “Er zijn veel mensen die een weinig weten hoe zij vernederd moeten worden, maar die in het geheel niet weten hoe zij zich moeten verrijken. Wanneer zij met Jozef in de put worden gestopt, kijken zij op en zien de sterrenbelofte, en zij hopen op een ontsnapping. Maar wanneer zij op de top van een bergtop worden gezet, wordt hun hoofd duizelig, en zijn zij gereed om te vallen.” (Spurgeon)

d. Ik kan alle dingen doen door Christus, die mij sterkt: Dit verwijst naar Paulus’ vermogen om in alle dingen tevreden te zijn. Om deze tevredenheid te bereiken, had hij de kracht van Jezus Christus nodig.

i. Helaas halen veel mensen dit vers uit zijn verband en gebruiken het om een “triomfalistische” of “super-christelijke” mentaliteit te versterken, in plaats van te zien dat de kracht van Jezus in Paulus’ leven duidelijk bleek uit zijn vermogen om tevreden te zijn wanneer hij nood leed.

ii. Wij moeten deze kostbare geloofsbelijdenis ook altijd in verband brengen met Johannes 15:5: want zonder Mij kunt gij niets doen. Met Jezus kunnen wij alle dingen doen, zonder Hem kunnen wij niets doen.

e. Niettemin hebt gij goed gedaan dat gij deelde in mijn benauwdheid: Door te spreken over zijn vermogen om tevreden te zijn, wilde Paulus niet de indruk wekken dat de Filippenzen op de een of andere manier iets verkeerd hadden gedaan door Paulus te steunen. Maar er was een reële zin waarin het geven van de Filippiërs beter was voor hen dan het was voor Paulus (gij hebt goed gedaan). Goddelijk geven doet eigenlijk meer goed voor de gever dan voor degene die ontvangt.

2. (15-18) Dank voor de vroegere en tegenwoordige gaven van de Filippiërs.

Nu weet ook gij Filippiërs, dat in het begin van het evangelie, toen ik uit Macedonië vertrok, geen gemeente met mij deelde aangaande geven en ontvangen dan alleen gij. Want zelfs in Thessalonika zond gij telkens weer hulp voor mijn noden. Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht die overvloedig is op uw rekening. Inderdaad, ik heb alles en overvloed. Ik ben vol, daar ik van Epaphroditus ontvangen heb hetgeen van u gezonden is, een welriekend reukwerk, een welbehaaglijk offer, Gode welgevallig.

a. Het begin van het evangelie: Dit verwijst naar Paulus’ baanbrekende zendingsarbeid in Europa, opgetekend in Handelingen 16 en volgende.

b. Geen kerk deelde met mij aangaande geven en ontvangen dan alleen gij: De Filippiërs waren de enigen die Paulus in deze bijzondere periode steunden. Paulus herinnerde zich vooral hoe zij hem steunden toen hij in Thessalonica was.

i. “Waarschijnlijk is de gift niet erg veel, als hij in Romeinse munten wordt geschat; maar hij maakt er veel van, en gaat zitten om een dankbrief te schrijven die vol is van rijke uitdrukkingen als deze.” (Spurgeon)

ii. “Terwijl hij zich inspande om de gemeente daar te planten, werd hij deels onderhouden door met zijn handen te werken, 1 Tessalonicenzen 2:9; 2 Tessalonicenzen 3:7-9; en deels door de bijdragen die hem vanuit Filippi werden toegezonden. Zelfs de Thessalonicenzen hadden weinig bijgedragen tot zijn onderhoud: dit is niet tot hun eer gesproken.” (Clarke)

c. Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht die overvloedig is voor uw rekening: Paulus was niet zozeer geïnteresseerd in de gave voor zichzelf, maar in de vrucht die overvloedig is op uw rekening. Hun geven vermeerderde de vrucht op hun rekening voor God.

i. “Het is niet de eigenlijke gave die in Paulus’ handen is gelegd die hem vreugde heeft gebracht, maar het geven en de betekenis van dat geven. Het is de meest waarachtige index van de blijvende realiteit van zijn werk.” (Kennedy)

ii. Dit weerspiegelt een van de belangrijkste beginselen met betrekking tot geven in de Schrift: dat we nooit armer zijn omdat we hebben gegeven. God zal nooit onze schuldenaar zijn, en wij kunnen God nooit te slim af zijn.

d. Een welriekende geur, een welgevallig offer voor God: Paulus beschreef de gave van de Filippenzen in termen die doen denken aan offers in het Oude Testament (Genesis 8:21, Exodus 29:18, 29:25, en 29:41). Ons geven aan Gods werk is vergelijkbaar met oudtestamentische offers, die ook veel kostten aan degene die het offer bracht. Stieren en rammen waren in die tijd niet goedkoop.

i. Efeziërs 5:2 gebruikt dezelfde terminologie in verband met Jezus’ offer voor ons; ook onze offers zijn God welgevallig als een welriekend aroma.

ii. In 2 Korintiërs 8:1-5 beroemt Paulus zich op de Filippiërs als een voorbeeld van de juiste manier van geven. Hij beschrijft hoe zij gewillig gaven, uit eigen behoefte, en zij gaven nadat zij zichzelf eerst aan de Heer hadden gegeven.

3. (19) Paulus verklaart een belofte aan de Filippiërs met betrekking tot hun eigen financiële behoeften.

En mijn God zal in al uw behoeften voorzien naar zijn rijkdom in heerlijkheid door Christus Jezus.

a. Mijn God zal in al uw behoeften voorzien: We moeten niet denken dat de Filippenzen rijke weldoeners van Paulus waren die het geld gemakkelijk konden missen. Zoals Paulus hen beschreef in 2 Korintiërs 8, is het duidelijk dat hun geven opofferend was. Deze belofte betekende iets voor hen!

i. “Hij zegt tot hen: Gij hebt mij geholpen, maar mijn God zal u voorzien. Jullie hebben mij geholpen in één van mijn noden – mijn behoefte aan kleding en voedsel; ik heb nog andere noden waarin jullie mij niet konden helpen; maar mijn God zal in al jullie behoeften voorzien. U hebt mij geholpen, sommigen van u, uit uw diepe armoede, uit uw schamele voorraad; maar mijn God zal in al uw noden voorzien uit Zijn rijkdom in heerlijkheid.'” (Spurgeon)

b. Zal in al uw behoeften voorzien: De belofte is om in al uw behoefte te voorzien; maar het is al uw behoefte (geen belofte om verder te gaan dan de behoeften) Hierin is de belofte zowel breed als toch beperkt.

c. Naar Zijn rijkdom in heerlijkheid door Christus Jezus: Dit is een onthutsende mate van geven. Aangezien er geen gebrek is aan Gods rijkdom in heerlijkheid, moeten we verwachten dat er geen gebrek zou zijn aan Gods voorziening.

i. “De beloning zal niet alleen uit Zijn rijkdom zijn, maar ook op een wijze die bij Zijn rijkdom past – op een schaal die Zijn rijkdom waardig is.” (Martin)

ii. Spurgeon vond dat dit vers een geweldige illustratie was van dat wonder in 2 Koningen 4:1-7, waar Elisa de weduwe opdroeg lege vaten te verzamelen, ze uit te zetten, en de olie uit het ene kleine vat olie dat ze had in de lege vaten te gieten. Zij vulde en vulde en vulde op wonderbaarlijke wijze totdat elk leeg vat vol was.

– Al onze nood is als de lege vaten.

– God is degene die de lege vaten vult.

– Naar Zijn rijkdom in heerlijkheid beschrijft de wijze waarop God de lege vaten vult – de olie blijft stromen totdat elk beschikbaar vat gevuld is.

– Door Christus Jezus beschrijft de wijze waarop God in onze behoeften voorziet – onze lege vaten worden door Jezus in al Zijn heerlijkheid gevuld.

d. Al uw nood: We merken ook op dat deze belofte werd gedaan aan de Filippiërs – degenen die hun financiën en materiële bezittingen hadden overgegeven aan Gods dienst, en die wisten hoe te geven met het juiste soort hart.

i. Deze belofte drukt eenvoudig uit wat Jezus zei in Lukas 6:38: Geef, en u zal gegeven worden: een goede maat, samengedrukt, geschud en overlopend, zal in uw schoot gelegd worden. Want met denzelfden maat, dien gij gebruikt, zal het u worden teruggemeten.

D. Conclusie van de brief.

1. (20) Een korte doxologie.

Naar onze God en Vader zij de heerlijkheid voor eeuwig en altijd. Amen.

a. Voor eeuwig en altijd zij de glorie: Het is verkeerd om dit te zien als een ondoordachte opmerking van Paulus op de manier waarop wij in onze christelijke cultuur opmerkingen als “glorie aan God” of “prijs de Heer” van ons afgooien. Paulus wilde oprecht dat God verheerlijkt zou worden en was bereid om gebruikt te worden op elke manier die God geschikt achtte om Zichzelf te verheerlijken (Filippenzen 1:20).

b. Amen: Dit was een woord ontleend aan het Hebreeuws dat betekent: “Het zij zo.” Het is een uitdrukking van zelfverzekerde en blijde bevestiging.

2. (21-22) Wederzijdse begroetingen.

Groet iedere heilige in Christus Jezus. De broeders, die bij mij zijn, groeten u. Alle heiligen groeten u, maar vooral hen die tot het huisgezin van Caesar behoren.

a. Groet iedere heilige: Paulus gaf hier geen specifieke begroetingen aan individuen zoals hij in andere brieven deed. Hij begroette veeleer iedere heilige in Christus Jezus. Ook dit is een voorbeeld van het feit dat de titel heilige geldt voor alle christenen, niet slechts voor een elite van enkelen.

b. Alle heiligen groeten u, maar vooral zij die tot het huisgezin van Caesar behoren: Deze speciale groet is het bewijs dat Paulus nog steeds door God werd gebruikt tijdens zijn Romeinse gevangenschap, toen het evangelie zich zelfs uitstrekte tot in het huishouden van Caesar.

i. Zij die tot het huisgezin van Caesar behoren: “Hiermee duidt hij de functionarissen en dienaren en slaven van de huishouding van de keizer aan, met wie Paulus, als gevangene gedurende verscheidene jaren, ongetwijfeld bij verschillende gelegenheden in contact is gekomen.” (Muller)

ii. “Nero was in deze tijd keizer van Rome: een waardelozer, wreder en duivelser ellendeling heeft nooit de naam of gedaante van de mens te schande gemaakt; toch waren er in zijn familie christenen: maar of dit betrekking heeft op de leden van de keizerlijke familie, of op bewakers, of hovelingen, of op bedienden, kunnen wij niet zeggen.” (Clarke)

3. (23) Slotwoorden.

De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen. Amen.

a. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen: Paulus zei dit niet om ruimte te maken aan het eind van zijn brief. Voor hem begint en eindigt het christelijk leven met de genade van onze Heer Jezus Christus, dus was het passend dat zijn brieven ook met genade begonnen en eindigden.

b. Amen: Dit was een passend woord van bevestiging. Paulus wist dat wat hij aan de Filippenzen schreef waardig was om mee in te stemmen, dus voegde hij het laatste woord van instemming toe – Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.