Een ideologische partij
Abstract
Margaret Thatcher werd in 1975 tot leider van de Conservatieve Partij gekozen en trad in 1990 af, na 11 jaar onafgebroken premier te zijn geweest. Zij werd leider in een tijd van crisis voor de partij. De partij had vier van de vijf voorafgaande algemene verkiezingen verloren, haar beleid was in wanorde na een mislukte regeringsperiode en haar aantal stemmen in oktober 1974 was het laagste dat zij bij enige verkiezing in deze eeuw had behaald. De crisis binnen de Conservatieve Partij weerspiegelde een meer algemene ziekte van het politieke regime dat sinds de jaren veertig in Groot-Brittannië had bestaan en waarbinnen regeringen van beide partijen hadden gewerkt. Bij de twee verkiezingen van 1974 hadden beide grote partijen minder dan 40 procent steun gekregen. Dit was de eerste keer sinds 1945 dat een van beide partijen onder de 40 procent zat. Dit verlies aan legitimiteit had externe en interne oorzaken. Het uiteenvallen van het Bretton Woods-systeem in 1971 had de inflatie doen toenemen. De verviervoudiging van de olieprijzen in 1973 was de aanleiding geweest voor de eerste algemene wereldrecessie in 1974, waardoor de werkloosheid sterk toenam, en luidde een tijdperk in van herstructurering en aanpassing aan de eisen van een meer open en onderling afhankelijke wereldeconomie. Alle instellingen en organisaties die in het nationale protectionistische tijdperk van de voorafgaande 50 jaar waren gegroeid, werden nu onder de loep genomen en op de proef gesteld.