Colloïd volume expanders. Problems, pitfalls and possibilities
Colloïdoplossingen zijn in de afgelopen 70 jaar ontwikkeld en gebruikt als expanders van de intravasculaire ruimte, gebaseerd op een begrip van de wet van Starling. Het verhogen van de osmotische druk met colloïdale producten is een aantrekkelijke theoretische premisse gebleven voor volumevergroting. In de klinische praktijk is inderdaad aangetoond dat colloïden de osmotische druk verhogen; de effecten zijn echter van korte duur. Colloïden met een lager moleculair gewicht hebben een groter initieel osmotisch effect, maar worden snel uit de circulatie verwijderd. Grotere moleculen oefenen een kleinere osmotische druk uit die langer aanhoudt. Het grootste nadeel van colloïdtherapie ligt in pathologische toestanden met endotheelschade en capillaire lekkage, precies het klinische scenario waarin colloïden gewoonlijk worden toegediend. De colloïdoplossing kan in het interstitium lekken en daar blijven, een osmotische gradiënt uitoefenen en extra water in het interstitium trekken. Er zijn 4 algemene soorten colloïden beschikbaar voor klinisch gebruik. Albumine is het overheersende plasma-eiwit en blijft de norm waarmee andere colloïden worden vergeleken. Albumine, gepoold uit menselijke donors, is schaars en blijft duur. Dextransen zijn gebruikt om diepe veneuze trombose te voorkomen en om de viscositeit van het bloed tijdens operaties te verlagen. Hetastarch is op grote schaal gebruikt als plasmavolume-expansiemiddel. Het zorgt voor een plasmavolume-expansie die gelijkwaardig is aan albumine, maar in studies is aangetoond dat het de stollingsparameters verandert (verlenging van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd en de protrombinetijd). Hoewel ernstige coagulopathieën zijn gemeld in sporadische gevallen, is niet aangetoond dat hetastarch postoperatieve bloedingen verhoogt in vergelijking met albuminebehandeling, zelfs niet in grote doses (3 L/dag). Ondanks enkele theoretische voordelen in vergelijking met kristalloïdtherapie, is niet aangetoond dat toediening van colloïden het risico van acuut longletsel vermindert of de overleving verbetert. Specifieke indicaties voor colloïdproducten zijn onder andere hypoproteïnemische of ondervoede toestanden, patiënten die plasmavolume-expansie nodig hebben en geen grotere hoeveelheden vloeistof kunnen verdragen, orthopedische en reconstructieve procedures waarbij trombusvorming moet worden voorkomen en leukaferese.