Het gewicht van een voorwerp wordt gegeven door W=mg, de zwaartekracht, die uit de wet van de zwaartekracht aan het aardoppervlak in de vorm van de omgekeerde kwadratenwet volgt:

Op standaard zeeniveau heeft de versnelling van de zwaartekracht de waarde g = 9,8 m/s2, maar die waarde neemt volgens de omgekeerde kwadratenwet af op grotere afstanden van de aarde. De waarde van g op een bepaalde hoogte, bijvoorbeeld de hoogte van een baan, kan uit bovenstaande uitdrukking worden berekend.

Merk op dat bovenstaande berekening de juiste waarde voor de versnelling van de zwaartekracht alleen geeft voor positieve waarden van h, dus voor punten buiten de aarde. Als je een gat door het middelpunt van de Aarde boorde, dan zou de zwaartekrachtsversnelling afnemen met de straal op weg naar het middelpunt van de Aarde. Als de Aarde een uniforme dichtheid zou hebben (wat niet zo is!), dan zou de zwaartekrachtsversnelling lineair afnemen tot de helft van de oppervlaktewaarde van g op de helft van de straal van de Aarde en nul worden naarmate je dichter bij het middelpunt van de Aarde komt.