Chet Baker
Niet veel mensen kwamen naar Chet Baker’s begrafenis. De buitenwijken van LA, een begraafplaats in de buurt van het vliegveld. Chet’s dochter Melissa siste obsceniteiten naar haar vader’s laatste minnaar over de zakkende kist. Melissa’s moeder, de vrouw met wie Chet vijftien jaar niet had samengewoond, stond vooraan in het stralende zonlicht van Zuid-Californië met haar armen over haar borst geklemd.
De sensatie is weg, mijn grappige valentijn, die gladde, zachtgerookte stem, de klaagzang van zijn trompet. Je wordt er verliefd op. Het is geluid, hoewel, niet iets wat je kunt vasthouden. Zolang zijn zuivere noot duurde, was alles wat Chet zei waar. Maar de muziek en het leven passen niet bij elkaar. En het maakt niet uit wiens versie van zijn leven je gelooft – want iedereen wil een stukje van hem – de kloof tussen het lied en de feiten slaat een gat in je hart.
Bij het verlaten van de begrafenis waarschuwde een vrouw een toekomstige biograaf: “Chet kan mensen kwetsen, zelfs nadat hij dood is. Onthoud dat.”
Hij werd geboren in het piepkleine oliestadje Yale, Oklahoma, in 1929, een onwaarschijnlijk thuis voor een van ’s werelds beroemdste jazzmusici. Zijn vader, ook een muzikant, gaf de muziek op toen hij worstelde om zijn jonge gezin door de depressiejaren te loodsen, voordat hij zich bij de Okies aansloot die naar het gouden Californië vluchtten.
In een poging om van zijn zacht zingende koorzoon een man te maken, kocht Chets vader een trompet in een pandjeshuis. Nam het mee naar huis, legde het stilletjes op tafel. Chet pakte het op en nam het mee, verrukt. Niet lang daarna, toen hij op straat aan het oefenen was, gooide een andere jongen een steen naar Chet’s hoofd, waardoor zijn voortand in tweeën brak. Wat fataal zou zijn geweest voor een andere trompettist, hield Chet echter niet tegen, die verrukt was, verliefd op een manier die alleen junk hem ooit nog zou kunnen vervoeren.
In Californië verloor Chet zijn maagdelijkheid. Kreeg zijn eerste poesje’, zoals hij het later zou beschrijven. Begon benzine uit auto’s te hevelen. Zijn ouders hadden moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. In 1946 loog hij over zijn leeftijd en meldde zich aan bij het leger. Ofwel: het was zijn moeder’s idee, zoals ze zegt. Of: Chet bedacht het zelf, want als Chet het vertelt nam hij altijd zijn eigen beslissingen.
In een verwoest Berlijn, bedelde hij zich een weg in de legerband. Aan en uit gedurende de volgende vier jaar, in en uit het leger, het was altijd de muziek. Toen hij uiteindelijk werd ontslagen, ongeschikt bevonden voor militaire dienst na het veinzen van een inzinking (was het echt veinzen? Hij zegt van wel. Niemand anders weet het zeker), werd hij terug getrokken naar de clubs en bars aan de Westkust, naar de muziek, het podium, de lichten, de high, en naar zijn eerste vrouw, Charlaine. Vrouwen kwamen op een dramatische en beslissende manier in zijn leven, maar ze gingen er niet op die manier vandoor. Ze bleven hangen, vervagen.
Toen reed Charlie ‘Bird’ Parker naar Los Angeles, en Chet belandde naast hem op het podium.
Hoe hij op dat podium terechtkwam, daarover schijnt niemand het eens te zijn. Zoals Chet het vertelt is de kamer donker. Bird staat op het podium te jammen, een pers van tientallen andere gretige blazers wachtend om auditie te doen, en Charlie Parker haalt zijn hoorn van zijn mond om simpelweg te vragen of Chet Baker daar is, in die menigte. Ja, antwoordt Chet, terwijl hij naar zijn bestemming loopt. Alle andere blazers worden naar huis gestuurd.
Chet beklom op de een of andere manier de barrière, van de ‘bevoorrechte’, blanke, Westkust scene naar de rand van de harde, gepassioneerde, zwarte ‘Oostkust’ scene. Niemand anders herinnert zich een auditie. Evenzo is het onduidelijk of Parker echt naar het Oosten is teruggereden om Dizzy Gillespie, Miles Davies en Lee Morgan op te bellen en te zeggen: “Kijk maar uit, er is een kleine witte kat aan de kust die jullie gaat opeten.” Een decennium voor de burgerrechtenbeweging was het echter een verhaal waar Chet van hield, en een verhaal dat Chet vertelde.
In de volgende drie jaar baande zijn succes een spoor door de muziekgeschiedenis. Er was niets dat hij niet kon doen. Charlaine vervaagde. Hij won prijzen, harten, werd gepleisterd over tijdschrift covers; zijn engelachtige, droevige gezicht met die lieve mond voor altijd gesloten tegen de gebroken tand. Zijn techniek zou verschrikkelijk zijn, het gerucht ging dat hij nauwelijks muziek kon lezen, (of hij kon het wel, maar hoefde het niet, en zijn toon was helder en waarachtig) maar het deed er niet toe, niets deed er toe, want als Chet improviseerde was hij in elk moment. Hij was zichzelf, en niemand anders. Hij was een artiest.
En hij was pas drieëntwintig. Met het Gerry Mulligan Quartet veegde hij Amerika schoon. De contrapuntische roep van Chet’s trompet naar Gerry’s baritonsaxofoon lijkt vandaag de dag natuurlijk, maar het was toen een openbaring. Terwijl hun muziek is blijven bestaan, hield het kwartet het twaalf maanden vol voordat het uit elkaar viel toen Gerry Mulligan werd gearresteerd op beschuldiging van drugs.
Niemand weet wanneer Chet voor het eerst begon te gebruiken. Chet zelf schijnt het niet eens te weten – soms is het voor Bird, soms is het erna. Maar zo snel als hij omhoog ging, kwam hij naar beneden. Tegen het einde van de jaren 1950, gleed Chet diep weg in de kristalheldere anti-glamour van een heroïneverslaving. Om de paar weken werd hij gearresteerd, aan de kant gezet, uitgekleed, en na vier maanden in Rikers Island gevangenis, vluchtte hij naar Europa met zijn tweede vrouw Halema.
In Italië in 1959, zijn aderen instortend, ontmoette hij Carol, zijn derde vrouw in spe. Halema verdween, zijn eerste kind met zich meenemend, Carol kwam binnen met een bekkenrol. En toen werd Chet weer gearresteerd. De roddelbladen gingen er vol op in, de Amerikaanse Adonis en zijn mooie minnaars.
Ofwel: hij was op weg naar een behandelingsunit, en stopte om onschuldig een shot te nemen in de badkamer van een benzinestation, alleen om aangeklampt te worden door de politie toen hij wegging. Of: de politie moest de deur intrappen, en vond hem binnen, de muren bedekt met bloed, zijn aderen opengesperd.
Na zes maanden in een Italiaanse gevangenis begon Chet’s carrière aan een lange, glijdende neergang. Hij trouwde met Carol, ging van land naar land, werd van elke grens weggeduwd, en belandde uiteindelijk weer in Amerika. In de jaren zestig ploeterde hij voort, tot hij op een nacht in 1966 buiten een club (of in het trappenhuis van een hotel) door vijf mannen werd aangevallen en tot moes werd geslagen. Zijn mond stortte in. Ofwel: zijn tanden waren eruit geslagen. Ofwel: iemand trok ze eruit, één voor één. De sprankelende belofte van de beginjaren was goed en wel voorbij.
Zijn geplaagde embouchure stortte langzaam in. Een van de meest lyrische musici van de twintigste eeuw begon benzine te tanken, en verhuisde toen met zijn jonge gezin naar zijn moeder in Oklahoma, waar hij de volgende vijf jaar doorbracht met een uitkering en methadon.
In het begin van de jaren zeventig begon hij langzaam weer te spelen. De muziek was een katalysator, zodra hij speelde, kwamen de mensen. Hij ontmoette de jonge, rijke, mooie Ruth Young in een rokerige bar, vertrok op tournee, en kwam nooit meer terug. Van 1974 tot zijn dood in 1988, trok hij zichzelf over de podia. Ofwel was hij beter dan ooit, ofwel was hij een duizelingwekkende junkie, gebruik makend van de herinneringen van het publiek aan wat hij vroeger was. Zijn laatste liefdesaffaire, met Diane Vavra, was obsessief, brandend. Toen hij haar sloeg, kwam ze terug, aangetrokken door zijn muziek. Begin 1988, stierf hij vallend uit het raam van een Amsterdams hotel. Ofwel: hij werd eruit gegooid. Ofwel: hij sprong.