Boheems pilsbier,
Boheems pilsbier, een bierstijl die nauwer verbonden is met de oorsprong van de “pilsfamilie” van pilsbierstijlen dan om het even welke andere datatype. De stad Pilsen (Plzeň in het Tsjechisch) is de hoofdstad van Tsjechisch Bohemen, en het is hier dat de Beierse brouwer Josef Groll in 1842 het originele pilsbier brouwde. Die brouwerij heet nu Plzeňský Prazdroj, beter bekend als Pilsner Urquell, wat oorspronkelijke bron betekent. In Tsjechië wordt echter alleen bier uit Pilsen pilsbier genoemd, ook al wordt het in dezelfde stijl gebrouwen. Voor de Tsjechen is pils in wezen een appellation contrôlée, en Duitse brouwers respecteren dit door hun soortgelijke bieren met de afgekorte naam “pils” aan te duiden. Voor de rest van de wereld vertegenwoordigen Tsjechische bieren zoals Staropramen, Gambrinus, Krusovice en Budweiser Budvar een stijl die Boheems of Tsjechisch pilsbier wordt genoemd.
Op den duur hebben de Duitse pilsbrouwers hun pilsbieren verfijnd tot een stijl die zich onderscheidt van de Boheemse originelen. Het zijn vooral pilsbieren, koudgegist en tot 90 dagen gerijpt. Terwijl de Duitse pilsbieren uiteindelijk bleker werden en een heldergele kleur bereikten, zijn de Tsjechische bieren diep goudkleurig en vertonen ze soms zelfs een zweem van rood, hoewel het brouwgries onveranderlijk 100% pilsmout is. Deels wordt dit veroorzaakt door de verschillende moutsoorten en het verschillende water, en een deel kan worden veroorzaakt door het donkerder worden van het wort door oxidatie in open beurzen wanneer het wort uit de lauter tuns loopt. Zie beluchting en beluchting aan de hete kant. Decoctiemaischen blijft gebruikelijk in de Tsjechische brouwerijen, en dit kan ook een donkerder effect hebben, en misschien ook leiden tot een verdieping van de moutsmaken. De hop is meestal de plaatselijke bloemige Saaz-variëteit en wordt assertiever gebruikt. Terwijl het gemiddelde Duitse pilsbier tegenwoordig een bitterheid van 28 internationale bitterheidseenheden (IBU’s) heeft, zijn de Tsjechische pilsbieren gewoonlijk dichter bij 35 IBU, waardoor ze merkelijk pittiger zijn. Dit wordt gecompenseerd door een beetje meer moutzoetheid, een iets toastiger moutsmaak en soms zelfs een klein vleugje diacetyl, een naar boter smakende verbinding die door de gist wordt aangemaakt en waartegen de meeste pilsbrouwers zich verzetten. Alles bij elkaar maken deze kwaliteiten het Boheemse pilsner tot een vollere versie van de stijl dan het Duitse, en sommige wedstrijden voor bierfestivals scheiden de twee in hun eigen categorieën.