Bijbelcommentaren
Vers 13-37
David’s vlucht uit Jeruzalem15:13-37
Het volk Israël had vroeger het koninkrijk aan David ten geschenke gegeven ( 2 Samuel 5:1-3), maar nu namen zij dat geschenk van hem af ( 2 Samuel 15:13). David wist dat Absalom populair was bij het volk. Klaarblijkelijk vluchtte hij uit Jeruzalem om zijn eigen leven te redden en de hoofdstad van de verwoesting te sparen. Misschien was Absalom van plan Davids hoofdstad te verwoesten, de koning te doden en de heerschappij van Judea weer op te eisen. Het is duidelijk dat David van plan was naar Jeruzalem terug te keren ( 2 Samuël 15:16). Hij was op de vlucht voor een aanval, niet om in ballingschap te gaan. De Cherethieten en Pelethieten waren Davids lijfwachten. De 600 mannen uit Gath ( 2 Samuël 15:18) waren waarschijnlijk huursoldaten. Deze buitenlanders waren David trouw, zelfs toen zijn eigen zoon hem in de steek liet.
“Oude koningen gaven er vaak de voorkeur aan om buitenlandse lijfwachten in dienst te nemen, omdat het onwaarschijnlijk was dat zij beïnvloed zouden worden door plaatselijke politieke overwegingen of gewonnen zouden worden door plaatselijke politieke groeperingen.”
David beloonde Ittai, een andere vroegere inwoner van Gath, later voor zijn trouw door hem aanvoerder te maken van een derde van zijn leger ( 2 Samuël 18:2). David drong er bij Ittai op aan om naar Jeruzalem terug te keren en hem daar trouw te blijven ( 2 Samuël 15:19), maar Ittai stond erop om de koning te vergezellen. Ittai’s verbintenis met David ( 2 Samuël 15:19-22) herinnert aan Ruth’s verbintenis met Naomi ( Ruth 1:16-17). David trok door het Kidron-dal direct ten oosten van Sion en trok de Olijfberg op die aan de andere kant van het dal lag. Hiermee liep hij vooruit op de beweging van zijn nakomeling, Jezus Christus, die ook de Kidronvallei overstak om op de Olijfberg te bidden tijdens zijn passie ( Johannes 18:1).
In deze tijd waren er twee vooraanstaande priesters in Israël: Zadok (die ook een profeet was, 2 Samuël 15:27) en Abiathar. Waarschijnlijk was Zadok verantwoordelijk voor de eredienst in Jeruzalem, waar David een nieuw gebouw bouwde om de ark in onder te brengen. Abiathar schijnt vele jaren als Davids persoonlijke aalmoezenier te hebben gefungeerd. Eerder had Zadok de leiding gehad over het heiligdom in Gibeon (1 Kronieken 16:39-42). Gods “woonplaats” ( 2 Samuël 15:25) verwijst waarschijnlijk naar de nieuwe tent die David onlangs in Jeruzalem had voltooid (vgl. 1 Kronieken 15:1). Deze feiten wijzen op een andere reden voor Absaloms opstand en de steun die hij genoot. Veel Israëlieten vonden Davids plannen om een nieuwe tabernakel te bouwen en de ark naar Jeruzalem te brengen waarschijnlijk ongepast, omdat Jeruzalem vroeger een Kanaänitisch bolwerk was. Veel andere mensen kunnen Michal’s reactie hebben gedeeld ( 2 Samuël 6:16-20).
David’s volledige onderwerping aan God’s gezag over zijn leven is bewonderenswaardig ( 2 Samuël 15:26). De uitdrukking “de doorwaadbare plaatsen in de woestijn” ( 2 Samuël 15:28) verwijst waarschijnlijk naar de plaats waar men de Jordaan doorwaadde in de buurt van de woestijn van Juda (vgl. 2 Samuël 17:22). David geloofde niet bijgelovig dat de aanwezigheid van de ark zijn overwinning zou verzekeren (vgl. 1 Samuël 4:3).
Hoofdstuk15 leert ons veel over vriendschap. Absalom is het negatieve voorbeeld, en Davids medestanders bij zijn vertrek uit Jeruzalem zijn het positieve. David verloor Absalom als vriend omdat hij hem niet de hand reikte in oprechte vergeving. David won de vriendschap van vele anderen in Israël omdat hij een hart voor God had dat zich uitte in liefdevolle vriendelijkheid voor mensen (vgl. Mattheüs 22:37-39). Hierdoor gingen de mensen van David houden, en we zien de kenmerken van hun vriendschap in hun omgang met David in dit hoofdstuk. De dienaren van de koning gaven het voorbeeld van ware dienstbaarheid door aan te bieden alles te doen wat David van hen vroeg ( 2 Samuël 15:15-18). Ittai drukte zijn vriendschap uit door een metgezel van David te zijn ( 2 Samuël 15:19-23). Zadok en Abiathar werden informanten en zorgden ervoor dat hun vriend de informatie kreeg die hij nodig had om zijn welzijn te garanderen ( 2 Samuël 15:24-29). Hushai was bereid om zijn eigen veiligheid in gevaar te brengen om David te verdedigen in de aanwezigheid van zijn vijanden ( 2 Samuël 15:30-37). Deze mensen bleken “beschuttende bomen” te zijn voor hun vriend in zijn uur van nood.
“Intussen toonde David een prijzenswaardige houding die in schril contrast stond met Absaloms arrogantie. Hij was volledig bereid zich te onderwerpen aan Gods wil (2 Samuël 15:25 e.v.), wat die ook moge zijn. Zo’n bereidheid om op het juiste moment het leiderschap op te geven is een ander kenmerk van goed leiderschap.”