18 – Bilaterale perisylviane polymicrogyrie (BPP)
Specifieke beeldvormingsbevindingen
In bilaterale perisylviane polymicrogyrie (BPP), MRI toont een abnormale configuratie van de corticale lint en onregelmatige grijs-witte stof junctie suggereren van meerdere kleine gyri bilateraal rond de sylvian fissuren. Bij de mildste vormen van perisylviaanse polymicrogyrie is een deel van de perisylviaanse cortex betrokken, meestal de posterieure regio, terwijl de ernstigste vormen zich buiten het perisylviaanse gebied uitstrekken tot de frontale, occipitale en temporale kwabben met een perisylviaanse gradiënt (d.w.z. maximale ernst in de perisylviaanse cortex). Het spectrum van de corticale morfologie is breed: de cortex kan normaal zijn tot dik met een fijn of grof uiterlijk, en het corticale oppervlak kan variëren van hobbelig en onregelmatig tot glad. Bovendien is het uiterlijk van BPP afhankelijk van het stadium van rijpheid/myelinisatie van de hersenen: in ongemyeliniseerde gebieden ziet het binnenoppervlak van de polymicrogyrische cortex er dun en fijn gegolfd uit, terwijl het er in gemyeliniseerde gebieden dikker en relatief glad uitziet. De onderliggende witte stof lijkt gewoonlijk in volume afgenomen. De sylvische fissuren hebben een abnormaal vertikale oriëntatie die zich veel meer dan normaal posterieur in de pariëtale gebieden uitstrekt en kunnen in hun verloop abnormaal gevorkt zijn. De fronto-temporo-pariëtale opercula vertonen een abnormaal open aspect, dat dikwijls geassocieerd wordt met een grote abnormale veneuze structuur erboven. CT kan abnormale sylviaanse fissuren en verdikte aangrenzende cortex tonen.