10 Geboden
Lees het gedeelte van de Kleine Catechismus over De Tien Geboden.
Luthers opvatting was dat de Tien Geboden Mozes’ meditatie was over de natuurlijke wet van God die op alle mensenharten geschreven staat. Op deze manier richtte hij zich meer op de geest van de teksten dan op de bijzonderheden zoals die zouden kunnen worden toegepast op de Israëlieten van die tijd.
De Tien Geboden hebben twee organisatorische basisprincipes. Ten eerste zijn er de twee “tafels”. De eerste tabel zijn de eerste drie geboden die gaan over onze relatie met God. De tweede tabel zijn de laatste zeven geboden die gaan over onze relatie met elkaar.
Ten tweede, er zijn slechts twee geboden die in positieve zin zijn geformuleerd (gij zult) in plaats van in negatieve zin (gij zult niet). Telkens als je een verandering in het patroon van de zaak ziet, moet je opletten.
Het is in de bespreking van de Tien Geboden dat we voor het eerst Luthers basisvraag tegenkomen: “Wat betekent dit?” Wat betekent dit gebod voor ons in deze tijd en plaats?
Je zult ook opmerken dat Luther weliswaar de positieve aspecten van elk gebod heeft opgenomen. Niet alleen wat het gebod betekent dat we niet moeten doen, maar ook wat het betekent dat we wel moeten doen. Op deze manier zien we dat voor Luther elk woord van God – gebod of belofte – altijd zijn tegendeel impliceerde.
Zoals in zijn Kleine Catechismus, geloofde Luther ook dat de volgorde van de geboden in aflopende volgorde van belangrijkheid was. Dat het eerste gebod de context was voor de negen die volgden. Als we ze lezen, moeten we dat in gedachten houden.
Ten slotte is Luther er vast van overtuigd dat “een ‘moeten’ nooit een ‘kunnen’ impliceert”. Met andere woorden, de belangrijkste functie van de wet is niet om ons een gemakkelijke weg naar de hemel te wijzen, die we (met een beetje hard werken) kunnen bereiken. Haar functie is veeleer om ons onze zonde te tonen en hoe ver wij van de hemel, God en onze naaste verwijderd zijn. De belangrijkste functie ervan is niet ons te vertellen wat wij moeten doen, maar ons te laten zien dat wij niet op eigen kracht, door eigen inzicht of inspanning, tot God kunnen komen. Om ons zo grondig van onze eigen zonde te overtuigen dat we als bedelaars tot het evangelie komen – de liefde van God in Jezus Christus door wie we onze enige hoop hebben.
Noten over de geboden:
Gebod #1 Gij zult geen andere goden hebben- Luther definieerde een god als datgene wat je het meest vreest, liefhebt, en vertrouwt. Datgene waarop je vertrouwt dat het je zal redden. Het hart van alles voor Luther is ons geloof, ons vertrouwen, in God boven alles.
Gebod #2 Gij zult geen onrechtmatig gebruik maken van de naam van de Here, uw God – Gods naam heeft macht. Dus, misbruik Gods naam niet, maar gebruik hem om God aan te roepen, tot Hem te bidden, Hem te danken en te loven. Gods naam wordt in onze wereld nogal eens rondgestrooid, vooral om te verbazen (O mijn God!) en te veroordelen (Godverdomme!). Het meest godslasterlijke van deze dingen is het feit dat het gedaan wordt zonder dat er over nagedacht wordt. Gods naam en het aanroepen van God worden gedaan zonder ook maar over God na te denken. Als er niets anders is, moeten we God indachtig zijn en Gods naam met diezelfde indachtigheid gebruiken.
Gebod #3 Gedenk de sabbatdag en houd die heilig – Het eerste van de twee “gij zult” geboden en het laatste van de geboden die gericht zijn op onze relatie met God. Let op de nadruk voor Luther op het horen en leren van Gods Woord, dat zowel gesproken als geschreven is. Merk ook op dat hij niet spreekt over een bepaalde dag waarop dit in acht wordt genomen. Luther begreep dat we weliswaar een dag van lichamelijke rust moeten hebben om ons te concentreren op onze relatie met God, maar dat elke dag heilig is.
Gebod #4 Eer uw vader en uw moeder – Merk op dat Luther in dit gebod ook “anderen met gezag” opneemt. Hier begint hij te verkennen wat zijn Twee Koninkrijken Leer zal worden. Dat God eerst de roeping van ouders heeft ingesteld en dat de regering op een vergelijkbare manier functioneert voor een samenleving. Regeringsgezag is gebaseerd op dit gebod.
Gebod #5 Gij zult niet moorden – Ter verduidelijking, er staat niet: niet doden. Er staat dat je niet zult moorden… een leven onrechtvaardig nemen. Luther breidt dit uit tot het doen van enig gevaar of schade aan onze buren (naar Jezus’ voorbeeld in Mattheüs 5). Let wel, het niet helpen en ondersteunen van naasten in de noden van het leven is ook het overtreden van het gebod. Het is een gebod dat zowel door verzuim als door opdracht wordt overtreden.
Bod #6 Gij zult geen overspel plegen – Voor alle duidelijkheid, overspel is het hebben van seksuele relaties met iemand die getrouwd is met iemand anders. Het is geen seks voor het huwelijk. Dat is ook een no-no maar staat niet op de Big 10 lijst. Denk ook aan Jezus in Mattheüs 5 als hij het over dit gebod heeft. Het gaat niet alleen om onze daden, maar ook om onze gedachten. Merk ook op dat Luther niet in detail treedt over waar dit voor geldt. In plaats daarvan laat hij ons leiden door ons geloof (God vrezen en liefhebben) in hoe we dit vervullen.
Gebod #7 Gij zult niet stelen – Ook hier geldt: niet alleen niet stelen, maar ook helpen het bezit en inkomen van onze naaste te beschermen en te verbeteren. Luther zou dit gebod zeker toepassen op de zakelijke ethiek.
Bod #8 Gij zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste – Het gaat niet alleen om het niet vertellen van leugens over onze naasten, het gaat om onze houding ten opzichte van hen. Ons geloof betekent dat we wat zij doen zo goed mogelijk moeten zien. Dit betekent niet dat we het verkeerde van onze naaste negeren, maar het betekent wel dat we geen verkeerde veronderstellingen over hem maken.
Beginsel 9 Gij zult het huis van uw naaste niet begeren – Begeren is het verlangen om juist datgene te hebben wat een ander heeft. Het is niet het verlangen om iets te hebben dat lijkt op wat een ander heeft.
Bod #10 Gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste, of mannelijke of vrouwelijke slaaf, of os, of ezel, of iets dat uw naaste toebehoort – Hier ligt de nadruk op het begeren van de relaties van onze naaste. Om het verschil tussen afgunst en begeren te verduidelijken kunnen we het Rick Springfield lied “Jesse’s Girl” gebruiken. Rick is oké als hij zegt dat hij een “vrouw als die” wil. Dit is afgunst (niet geweldig om te hebben, maar geen gebod overtreden), een verlangen naar iemand zoals zijn meisje. Rick komt in de problemen als hij zegt: “Ik wil Jesse’s meisje”. Dit is het begeren van iets wat een ander heeft. Wat kan leiden tot het overtreden van een aantal andere geboden!
Vragen ter overdenking en gesprek:
- Zien jullie de Tien Geboden nu anders dan vroeger? Hoe zijn ze anders?
- Wat is iets aan de geboden en hun uitleg dat u niet begrijpt of waar u het niet mee eens bent?
- Hoe koesteren en koesteren wij als christelijke gemeenschap het leven in onze wereld, in onze naasten en in onszelf? Hoe kunnen christelijke gemeenschappen zich inzetten om vormen van moord, zoals pesten, beschamen en misbruiken, tegen te gaan?
- Want we houden ons nooit volledig aan alle geboden, maar er zijn er waarschijnlijk wel een paar die voor ons moeilijker zijn dan andere. Als u zich op uw gemak voelt, vertel dan welk gebod u het meest tegen de borst stuit. Waarom denk je dat het zo moeilijk is? Wat in jou maakt het het moeilijkst?
- Praat samen over de plaatsen waar je deze geboden overtreden ziet worden in onze samenleving. Waarom zijn ze zo moeilijk te onderhouden? Wat betekent het voor ons dat we geloven dat we ze niet echt kunnen houden?